Tekstversie

U bevindt zich hier:

Geloofsopbouw

Streuper&Streuper

Prikkels

Discussie

Zoeken naar:

Algemeen:

Startpagina

Gods trouw in een chaotische wereld

Is het waar dat de wereld sinds de val van de TweelingTorens in New York op 11 september is veranderd? Misschien is dat het geval in onze beleving van deze plotselinge catastrofe, maar in werkelijkheid is het niet meer dan een logische stap in de voortschrijdende ontwikkeling van deze wereld, die volgens het profetische woord op weg is naar de voleinding.
Dat Israël, het volk en het land van de Bijbel, daarin de hoofdrol speelt, is duidelijk. Bin Ladens dreiging dat Amerika niet met rust zal worden gelaten totdat de
Palestijnen 'hun' staat zullen hebben, onderstreept nog eens heel duidelijk dat de vernietiging van de staat Israël zijn doel is. In feite draait de wereldpolitiek om de centrale rol die God zijn volk Israël heeft toebedeeld. God heeft dat
volk bestempeld als Lo Ammi (dat is: niet Mijn volk) en hen tijdelijk terzijde gesteld. Eerst wanneer zij zich als een verootmoedigde natie voor God zullen neerbuigen en de Messias zullen aannemen, zal God Zich opnieuw over hen ontfermen, hen als vanouds als zijn Volk erkennen en hun het land schenken. Zijn beloften aan de aartsvaders zijn onberouwelijk. Hij zal voltooien wat Hij heeft beloofd.
God had Abraham onvoorwaardelijk beloofd hem het land Kanaän te zullen geven. Eeuwen later staken de Israëlieten de Jordaan over en bracht God hen in het beloofde land. Daar waar men voet in het beloofde land zette, in Gilgal (= steenkring), werden twee gedenktekens opgericht, een zichtbaar en een onzichtbaar. Elk gedenkteken bestond uit twaalf stenen (twaalf stammen, maar toch één volk) die men in de rivierbedding aantrof.
Het ene gedenkteken werd opgericht op het droge als een voor iedereen zichtbaar teken; het andere werd in de bedding van de rivier opgericht en aan het oog onttrokken toen het water weer verder vloeide zodra de voeten van de priesters die de ark droegen het droge aanraakten. Deze tekenen dienden ervoor de herinnering levend te houden dat Israël het alleen aan Gods trouw had te danken het land, dat nog strijdend in bezit genomen moest worden, te zijn binnengegaan. Zoals zij door Gods trouw het land hadden bereikt, mochten ze er nu ook op rekenen door Gods trouw het land in bezit te krijgen.
Tot vandaag de dag hebben zij, vanwege hun ontrouw, echter nog nooit het land volgens Gods grenzen in bezit gehad. Integendeel, God heeft hen eruit verdreven.
Wij hoeven ons niet af te vragen of God zijn beloften aan Israël gegeven ooit gestand zal doen. God is getrouw! Maar wel vragen wij ons af, gezien de huidige omstandigheden, hoe zulks ooit nog gerealiseerd kan worden.
En... staan die twee gedenktekens bij Gilgal vandaag nog overeind? Hebben die stenen nog betekenis voor het huidige Israël en voor ons?

onze werkelijkheid en Gods werkelijkheid
De Israëlieten hadden er in de woestijn, dus voordat zij de
Jordaan overstaken, al een ware puinhoop van gemaakt. De meesten van hen die uit Egypte waren bevrijd, zijn wegens hun ontrouw dan ook omgekomen in de woestijn. Maar God blijft trouw aan zijn belofte en voert de nakomelingen van de ontrouwen dwars door de doodswateren van de Jordaan heen het land binnen en gebiedt hun twee gedenktekens op te richten die spreken van de ontrouw en onmacht van het volk, maar ook van de onwankelbare trouw en almacht van een heilige God die trouw blijft aan Zichzelf en doet wat Hij heeft beloofd.
Wanneer de Israëlieten na de overtocht over de Jordaan bij het gedenkteken in Gilgal staan en terugkijken, weten ze dat zij, evenals het gedenkteken in de Jordaan, het verdiend hadden verzwolgen te worden door het Jordaanwater, en dat ze het te danken hebben aan de ark van het verbond dat ze de overkant hebben bereikt.
God is getrouw. Zijn plannen falen niet. God ziet over Israëls bedroevende armzalige werkelijkheid heen naar zijn doel, en zoekt en kiest wegen waarlangs zijn plannen werkelijkheid kunnen worden. Let op Jesaja! Toen Jesaja profeteerde over de puinhopen van Jeruzalem, heeft hij het volk óók bezworen dat er naast die komende werkelijkheid nog een andere werkelijkheid is, namelijk dat de Here hen niet zou vergeten. Hij voert God al sprekende in: 'Kan ook een vrouw haar kind vergeten dat zij zich niet ontfermen zou over de vrucht van haar schoot? Al zouden zij die vergeten, toch vergeet Ik u niet. Zie, Ik heb u in mijn handpalmen gegrift. Uw muren zijn steeds vóór Mij.' Daarmee zal God niet de ingestorte muren van het aardse Jeruzalem van destijds hebben bedoeld. God keek over de puinhopen van dát Jeruzalem heen naar de voleinding van de wereld. Naar de tijd waarin zijn plannen werkelijkheid zullen worden en Jeruzalem in waarheid de stad van de vrede zal zijn — naar de betekenis van de naam. God kijkt over onze chaos heen naar de stad die ons in symbolische taal beschreven is in Openbaring 21. Een stad met een grote en hoge muur waarin twaalf poorten waarop de namen staan geschreven van de twaalf stammen van Israël. Deze twaalf stammen corresponderen met de twee keer twaalf stenen uit Jozua 4. Gods plannen gaan door! Dat garanderen deze gedenktekens.
Wanneer God naar deze wereld kijkt en naar ons mensen die verantwoordelijk zijn voor de puinhopen in deze wereld, ziet Hij naast deze werkelijkheid nog een andere werkelijkheid. Hij bekijkt de dingen hier beneden altijd in het perspectief van zijn raadsbesluiten en plannen. Wat wij opgedrongen krijgen via het nieuws en de televisiebeelden, is niet de bestemming van deze wereld.
God laat Zich niet van de wijs brengen door het rumoer in deze wereld, maar leidt alle dingen door zijn wijsheid en almacht naar de raad van zijn wil, en naar zijn bestemming.
Wat betekenen deze stenen voor 'ons'?
Voor ons als christenen hebben deze stenen uiteraard ook betekenis. Voor de Israëlieten betekende het dat zij dankzij de ark en samen met de ark door de doodsrivier konden gaan en daarna in het beloofde land geplant werden. Dat is vergelijkbaar met wat ons overkomen is toen wij onze hoop en verwachting op Christus, van Wie de ark een type is, stelden. Hoewel wij dood waren door de overtredingen, heeft Hij ons levend gemaakt met Christus — door genade zijt gij behouden — en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus (Ef2:5,6)
Het gedenkteken in de Jordaan vertelt mij dat toen Christus het oordeel onderging, het oordeel van de dood ook aan mij is voltrokken', dat toen Christus stierf, ook ik gestorven ben; dat zijn dood ook mijn dood betekent; dat ik met Hem gestorven ben. En het gedenkteken in Gilgal aan de oever van de Jordaan betekent voor mij, dat ik door Gods genade met Christus levend gemaakt ben; dat God mij met Christus heeft opgewekt en mij in Christus Jezus een plaats gegeven heeft in de hemelse gewesten. Met andere woorden, ik deel alles met Christus. Niet alleen zijn dood, maar ook zijn leven, zijn opwekking en zijn plaats die Hij nu in de hemel inneemt in Gods troon aan de rechterhand van God. 'In Hem' zit ik in de hemelse gewesten. De woorden 'in Hem' drukken de meest intieme relatie uit die maar mogelijk is, zo intiem dat je werkelijk kunt zeggen dat je al in de 'hemelse heerlijkheid' bent binnengegaan. Je hoeft er niet meer te komen, 'in Christus Jezus' ben je er al!
In Rm8:28-30 legt Paulus deze waarheid betreffende de positie van een gelovige, zij het in een ander verband, aldus uit: Als kinderen van God leven jullie in een wereld die van alle kanten kraakt en zucht, maar je moet weten dat alsje God liefhebt, Hij die dingen allemaal gebruikt ten gunste van jullie, die bestemd zijn tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon; en die Hij daarvoor bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. Niet: die zal Hij 'straks' verheerlijken, maar die hééft Hij verheerlijkt. Die zijn dus, alhoewel zij feitelijk nog 'zuchten' op aarde, toch — wat God betreft — reeds opgenomen in heerlijkheid. Geen wonder dat Paulus daarop die bekende lofprijzing laat volgen: Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
De betekenis van beide gedenktekens van Jozua 4 ligt ook opgesloten in de tekenen die Christus aan zijn Gemeente gaf: het avondmaal. Zijn dood bracht ons het leven aan en wij mogen deze maaltijd vieren 'totdat Hij komt'.
Behalve met de ogen van ons gelovig hart zien wij nu nog niets van de werkelijkheid van de hemelse gewesten, maar wel alles van de puinhopen van onze aardse werkelijkheid. Bij Christus' komst komt daarin verandering. Dan wordt het gordijn dat de hemelse werkelijkheid nu nog verbergt, gescheurd en daalt het nieuwe Jeruzalem vanuit de hemel neer op de aarde (0p21). Naar dat ogenblik mogen we uitzien. En tot zolang worden wij door Gods trouw bewaard en zijn wij, die leven in een wereld die lijdt en zucht, geroepen om de heerlijkheid die wij 'in Christus Jezus' hebben ontvangen en ook al zijn 'binnengegaan', uit te stralen in onze omgeving door ons leven aan Hem te wijden.

00001160