Kibbelende broeders
Simon Streuper
Geknipt of geschoren?
Twee mannen liepen heftig te discussiëren op de Veerstraat in Dieren. ‘Je scheert geen haag, maar je knipt een haag.’ ‘Geen sprake van”, antwoordde de ander, ‘Een haag knip je niet, die scheer je! Zij bekommerden zich allerminst om de misprijzende blikken van de passerende voorbijgangers die hen nastaarden en wandelden onverdroten, in beslaggenomen door hun discussie, in de richting van de veerstoep aan het einde van de straat, terwijl de ene door het maken van knipbewegingen en de andere door het maken van scheerbewegingen zijn eigen gelijk krachtig onderstreepte. Geen van beiden bemerkte dat ze de veerstoep al verder afdaalden, alhoewel de pont nog aan de overzijde van de IJssel lag om passagiers op te nemen. Het laatste wat men van hen zag waren hun handen die boven het wateroppervlak de allerlaatste knip- en de scheerbewegingen maakten. Ze hebben de overkant nooit bereikt.
Kibbelende discipelen
Op alle terreinen van het leven krijgen we te maken met conflicten die door meningsverschillen ontstaan. Ook in de gemeente. Soms gaat het om helemaal niets. Niemand zal voetstoots aannemen dat zijn meningsverschil over ‘niets’ gaat. Toch zijn er vele voorbeelden waarvan achteraf gezegd moet worden dat het niet om iets fundamenteels maar om overdreven gevoeligheden ging, waarin wantrouwen en haantjesgedrag de belangrijkste rol speelde. Het gaat over niets; men haalt daarom de pont niet, maar slachtoffert zichzelf en hun medestanders en worden de veerstoep afdalend door het stromende rivierwater meegesleurd.
Een onbelangrijk meningsverschil kan ontaarden in een serieus conflict. Maar het kan ook worden voorkomen. Denk maar aan de discipelen die redetwisten over de vraag wie van hen de eerste was. Het escaleren van dit meningsverschil werd bezworen met de vraag van de Heer, waarover zij onderweg met elkaar gesproken hadden. Zij zwegen beschaamd omdat zij woorden met elkaar hadden gehad over wie van hen de eerste was! Wanneer de Heer deze vraag niet had gesteld waren ze mogelijk nooit aan de óverkant’ gekomen. Zij waren allesbehalve geestelijk bezig geweest, om niet te zeggen zondig. Maar de Heer brengt hen tot inkeer door een simpele vraag, zoals ook God bij Adam en Eva met een vraag kwam: ‘waar zijt gij?’ In de wijze waarop de vragen worden gesteld, klinkt reeds de vergeving door. Wanneer de discipelen onderweg met elkaar zó hadden gesproken was hun gesprek niet ontaard in schaamteloos geneuzel. Gods Woord zegt: laat uw woord altijd in genade zijn, met zout besprengd, opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden (Ko4: 6) Of: een zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een krenkend woord wekt de toorn op (Sp15: 1)
Geven
De gemeente van Macedonië is in 2Ko8 een belangrijk voorbeeld van gelovigen die weten wat ‘geven’ is. De oorzaak van hun vrijgevigheid is het feit dat zij zich eerst aan de Heer hebben gegeven. Daarna aan alle gelovigen. Wie zich helemaal en volledig aan de Heer geeft, heeft er kennelijk ook geen moeite mee zich helemaal en volledig aan alle christenen te geven. Zij zijn bereid alles, ook hun geld, met anderen te delen. Zij staan open voor elkaar en elkaars belangen en laten daarom hun hart spreken. In dit geval ging het om het verschil in welvaart te nivelleren. Maar zou hetzelfde ook niet opgaan voor meningsverschillen? Wanneer wij ons eerst aan de Heer ‘geven’ is het niet langer onmogelijk ons ook aan elkaar te geven en geld en meningen met elkaar te delen om knelpunten op te sporen en op te lossen, in plaats van ze op te blazen en ons erin vast te bijten waardoor we tegenover- i.p.v. naast elkaar komen te staan. Hoe dikwijls gaan we daarbij over de schreef en zondigen daarmee tegen God en elkaar?
Toegeven
Het is lang niet altijd goed in een conflict de weg van de minste weerstand te bewandelen. Wie direct toegeeft, geeft er blijk van niet te willen strijden voor zijn eigen mening en vestigt de indruk dat alles koek en ei is. Eigenlijk wordt het conflict gecamoufleerd. Schijnbaar staat men niet tegenover- maar naast elkaar. Uiterlijk schijnt er eenstemmigheid te zijn, maar innerlijk is het hommeles. Iemand die zo gemakkelijk toegeeft aan opvattingen die de zijne niet zijn, zal de ander altijd met wantrouwen volgen omdat er altijd iets zal blijven knagen. Ondergronds zal het vuur van het conflict blijven smeulen en vervolgens telkens opnieuw oplaaien. Tenslotte eindigt het in een felle strijd, waarbij niemand nog naar iemand luistert en ieder voor zichzelf partij trekt Velen worden daardoor geestelijk gewond en raken het spoor volkomen bijster. Dat is zondigen tegen God en elkaar.
Compromissen zoeken
Men kan een conflict ook bestrijden door het zoeken van een compromis. Dat klinkt al een stuk beter. Daarbij staan twee partijen tegenover - en niet náást elkaar. Wil elke partij aan zijn trekken komen dan is het dus nodig bij het eerste bod de ander te overvragen. Een soort ‘poldermodel’ waarmee je de vrede probeert te bewaren en toch het uiterste voor jezelf eruit hoopt te halen. Dergelijke processen kunnen mogelijk in goede samenwerking en harmonie verlopen, maar zullen altijd weer nieuwe spanningen tussen de partijen blijken op te roepen. Bij verstoring van het machtsevenwicht zal het wederzijdse vertrouwen tussen beide partijen altijd weer onder spanning komen te staan. Een pluspunt van het sluiten van een compromis is dat ieder zijn mening te kennen heeft gegeven. En dat er naar elkaar is geluisterd, ook naar de mening van andersdenkende broeders en zusters die zich daardoor aanvaardt weten. Maar het zijn dan wel twee partijen. En is het ruimte geven aan het ontwikkelen van een partijgeest niet heel iets anders dan ‘samen opgroeien tot Hem die het hoofd is?’
Jagen naar vrede en de onderlinge opbouwing.
Het jagen naar vrede en de onderlinge opbouwing kan onmogelijk plaats vinden wanneer de een zich niet aan de ander geeft, of wanneer iemand zich willoos en uit vrees voor anderen laat leiden door opvattingen die hij niet deelt, of wanneer je als partij tegenover elkaar staat.
Bij het ‘jagen’ is het zelfs levensgevaarlijk om tegenover elkaar te staan. Je loopt dan het risico zelf aan – of afgeschoten te worden in plaats van samen de buit te delen. Door naast elkaar te gaan staan en éénparig de schouders onder de conflicten te zetten, verzekert men zich van de hulp van de Heilige Geest. Hij die ons principieel al lang tot een eenheid heeft gemaakt is ongetwijfeld in staat het onmogelijke te bewerken.
Laten wij dus jagen naar wat de vrede en de onderlinge opbouwing dient. Breek ter wille van voedsel het werk van God niet af (Rm14: 19,20). Dit is het Goddelijke model voor het oplossen van problemen.
Vergeving
‘ Waar gehakt wordt vallen spaanders’ luidt een spreekwoord. En wat is er al veel ‘gehakt’! En hoeveel zijn er al geraakt door de rondvliegende spaanders? Scherpe woorden doen meer pijn dan een flink pak slaag. Het ene woord lokt het andere uit. Zo worden met woorden niet alleen wonden geslagen, maar ook muren tussen gemeenteleden gebouwd die ook weer geslecht moeten worden. Bittere woorden schieten wortels in het hart en verstoren de gemeenschap tussen gelovigen en God of richt die te gronde. Daardoor wordt de Heilige Geest bedroefd en belemmert in Zijn werkzaamheid. (Rm.14: 19).
Het is onmogelijk op de ruïnes van het verleden te jagen naar vrede en de onderlinge opbouwing, tenzij we eerst de brokstukken opruimen. Dat kan alleen door elkaar onze zonden te belijden en te vergeven.