Het hart van God en dat van Paulus
Simon Streuper
Nadat hij Hem tot de Heer heeft mogen leiden beschouwde Paulus Onesimus, de onnutte weggelopen slaaf van Filemon, als zijn eigen kind. Filemons onnutte slaaf, is een nuttige waardevolle slaaf van Paulus en het evangelie geworden, een metgezel en medestrijder die een plaats veroverd heeft in het hart van Paulus. Twee zielen, gloeiend aanéén gesmeed. Zo iemand stuur je niet zonder moeite terug naar z'n oude baas. Toch stuurt Paulus Onesimus terug en verklaart zich bereid alle schade te vergoeden die Filemon door toedoen van zijn slaaf heeft geleden,. Paulus schrijft: '…ik heb hem aan u teruggezonden; hem, dat wil zeggen mijn hart.'
Dit korte briefje van Paulus toont een close - up van het hart van de door God gezonden apostel, waarin het hart van de drieënige God wordt weerspiegeld: Het hart van God de Vader die zijn Kind zend: HEM, dat wil zeggen Zijn hart!; het hart van God de Zoon, Die bereid was onze schuld tot de laatste penning te betalen en het hart van God de Geest aan wiens leiding Paulus zich had onderworpen om zijn zending te kunnen volbrengen.
Aan het begin van zijn apostolische loopbaan staat Paulus' vraag 'Wat moet ik doen, Heer? Deze vraag luidt een radicale maar ook een totale ommekeer in het leven van Paulus in. Alles in zijn leven wordt op de kop gezet. Niet van de ene dag op de andere. God heeft de tijd genomen om hem om te vormen tot een nuttig instrument. Een verblijf in de woestijn schijnt daarvoor een nuttig en noodzakelijk middel te zijn. Veertig woestijnjaren waren nodig om van Mozes de trouwe dienstknecht te maken voor Gods volk en Gods huis. Woestijnervaringen zijn een must voor elk kind, voor elke navolger van God. In de eenzaamheid en de beproevingen van de woestijn moet het zichzelf tegenkomen en leren dat alle verworvenheden geen enkel gewicht in de schaal leggen om een nuttige dienst te kunnen volbrengen. Daar moet je leren dat het vlees van geen nut is. Mozes, die in Egypte de faam verwierf van een man machtig in woord en werk, werd in de woestijn achter de schapen van Jetro getransformeerd tot een onaanzienlijke herder voor wie geen enkele Egyptenaar ook niet het minste respect zou koesteren. En de eerzuchtige Saulus van Tarsen die er prat op gaat tot het uitverkoren volk van God te behoren, die er trots op is dat Abraham zijn vader is en dat hij voortkomt uit de stam van Benjamin, notabene de zoon van de rechterhand van Jacob, hij moet leren dat dat niets voorstelt. Hij mag menen dat hij een Hebreeër uit de Hebreeën is, het neusje van de zalm van Gods volk; dat hij een alom geëerde en gerespecteerde farizeeër is en wat zijn ijver voor de wet betreft onberispelijk. Maar hij komt tot de ontdekking dat het allemaal puur vuilnis is en dat alle rijkdom en heerlijkheid slechts te vinden is in de onderwerping aan die éne Persoon, de verachte Man van Nazareth, de Verworpene die buiten de poort van Jeruzalem werd geleid om zijn leven te eindigen op het meest oneervolle en smadelijkste martelwerktuig: een afschuwelijk houten kruis. Alle heerlijkheid glorie en rijkdom is exclusief te vinden bij de Ware Benjamin, de Zoon van de rechterhand van de Vader, die bij zijn geboorte van Rachel, zijn stervende moeder, eerst de naam Ben-Onie krijgt d.w.z. Zoon van mijn smarten.
Inderdaad: Jezus de Zoon van God, Hij is onvergelijkbaar! Na het volbrachte verzoeningswerk schittert de Man van smarten nu in al Zijn heerlijkheid, in Zijn troon aan de rechterhand van God de Vader, als loon op Zijn moeitevolle arbeid.
Dat is de geweldige ontdekking die Paulus in de woestijn deed en die zijn leven heeft gestempeld. Daarom was zijn leven in één woord samen te vatten en dat éne woord is de uitdrukking van één naam, een naam die boven alle namen is; de naam die God Zelf heeft bedacht en Zijn hele hart blootlegt, binnenste buiten keert, zodat de hele wereld in staat gesteld wordt HEM, dat wil zeggen ZIJN HART te leren kennen. De naam die hemel en aarde verbindt: Jezus, hetgeen betekent: Jaweh redt!
Paulus heeft de vodden van zijn eigenwaan afgelegd om Christus te winnen; om op te groeien tot Christus, zijn Hoofd. In dit proces heeft hij zijn kinderlijke gedachtengoed, en overleggingen afgelegd en zijn kinderlijk spreken vaarwel gezegd om een man te worden, een volwassen man die de volle maat van de volmaaktheid van Christus gaandeweg heeft leren kennen in de praktijk van elke dag en weet waarover en over Wie hij spreekt. Ziende op Christus heeft de Geest van God hem zodanig gevormd dat Christus' gestalte in zijn leven zichtbaar is geworden. Het woord van Christus tot zijn discipelen: 'Zoals de Vader Mij gezonden heeft in de wereld, zend ik ook u.' is waar geworden in het leven van Paulus. Maar het moet ook waar worden in het leven van elke discipel van Jezus. Ook voor ons heeft Hij gebeden en aan Zijn Vader gezegd, dat zoals de Vader Hem in de wereld had gezonden, Hij ons ook in de wereld heeft gezonden. Aan die opdracht kan niemand zich onttrekken.
God heeft een heel instrumentarium bedacht om 'Zijn hart' aan de wereld te tonen. Daarin speelt ieder gelovige een belangrijke rol, de jongste zowel als de oudste, de intelligentste zowel als de minst verstandelijke, de kleinen der aarde zowel als de groten, de gevierden maar evengoed de verguisden. Je kunt het niet zo gek bedenken of God heeft het een prominente functionele en onmisbare taak gegeven binnen het geheel van het lichaam van Christus. In die zin is iedere gelovige een gezondene, een zendeling in deze wereld om in de wereld zichtbaar te maken waar Gods hart vol van is. Daarin heeft niet allen een apostel, maar iedereen - Godzijdank- een persoonlijk aandeel.
Om die zichtbaarheid van Gods hart in deze wereld te realiseren, heeft God o.a. apostelen geschonken om de heiligen toe te rusten en op te voeden tot volwassenheid. Voorbeelden voor de kudde. Discipelen van de Meester, die hun eigen leven niet kostbaar voor zichzelf achten, maar bereid zijn de voetsporen van hun Meester te volgen omdat ze Zijn liefde hebben leren kennen, een liefde voor wie geen zee te hoog en geen afgrond te diep is, een onuitblusbare liefde die nooit zichzelf, maar altijd de eer van God en het heil van zijn naaste zoekt.
Dat is geen makkelijke weg, maar we worden wel aangemoedigd die weg te gaan..
Een weg die wel vrees kan inboezemen, maar niet verlamd.
Het is de weg die de grote apostel Paulus liep in navolging van Christus. En hij roept ons toe: Weest dan navolgers van God, als geliefde kinderen en wandelt in de liefde, zoals Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk.
Deze oproep van Paulus (Ef5:1) is niet los te zien van wat er in hoofdstuk 4 aan voorafgaat: God heeft ons, zegt Paulus, in Christus Jezus vergeving geschonken en daarom moeten jullie alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek uit uw midden bannen en ten opzichte van elkaar vriendelijk, barmhartig en vergevend zijn. Wanneer het hart van God zichtbaar is geworden in de vergeving van onze zonden, moet datzelfde hart van God ook zichtbaar worden in de wijze waarop wij met elkaar omgaan. Wanneer dat niet het geval is, bedroeven wij de Geest van God, waarmee Hij ons heeft verzegeld en demonstreren wij openlijk dat we nog altijd wandelen zoals de heidenen dat ook doen in de ijdelheid van hun denken. Evengoed ook in het 'vrome' denken dat meestal oorzaak is van veel bitterheid, gramschap onder gelovigen. Het denken van de christen heeft principiëel een metamorfose ondergaan vanwege zijn wedergeboorte, de geest van ons denken is sindsdien gedrenkt in de Heilige Geest. Daardoor is zijn geest vernieuwd, verjongd en blijft het zich vernieuwen door de werking van Gods Geest die in hem woont. Dat is dezelfde Geest die ons ingeleid heeft in Gods gedachten en ons onderwezen heeft in de waarheid die in Christus is en zodoende zijn onvoorstelbare liefde hebben leren kennen. Die Geest wil ook ons leren ontdekken wat er nog van de oude mens en zijn begeerten (al die kwaadaardigheden) in ons is overgebleven, opdat we die dingen zullen afleggen en de nieuwe mens zullen aandoen. De nieuwe mens die daardtoe ook in staat is, omdat dat een nieuwe schepping van God is, die niets meer te maken heeft met de oude mens, omdat ze geschapen is in overeenstemming met God. Al het oude is voorbijgegaan, alles is nieuw geworden. In die nieuwe mens is geen plaats voor gramschap toorn, getier en gevloek, daar woont de liefde van God, de kweekplaats van de vrucht van de Geest, waar liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing welig (kunnen) tieren.
Wie voelt hier niet hoe ver wij, Gods kinderen, zijn afgeweken van deze eenvoudige en begrijpelijke bijbelse normen.
Dat mag echter nooit een reden zijn de moed op te geven en bij de pakken neer te gaan zitten, of om schouderophalend aan Paulus' oproep geen gehoor te geven. Met een dichter uit de vorige eeuw zou ik ons allen willen aanmoedigen:
Komt dan! Vol moed het steile pad bestegen,
geen moeite ontzien voor het heil ons weggelegd.
Eens jubelen wij bij het zien van zoveel zegen:
'O Heer, de helft is ons niet aangezegd!'