Reactie op:
Commentaar van Koert van Bekkum in het nd van 20-mei j.l. ‘Ouweneel’
Niet direct was mij duidelijk wat Koert van Bekkum bedoelt kan hebben met zijn stelling aan het eind van zijn commentaar op blz. 13 (dat ook als aandachttrekker op de eerste pagina van het nd stond): “Beter een saai gebracht evangelie dan on-Bijbelse schittering van woorden.” Ook al geeft van Bekkum niet expliciet aan aan wie wij zouden moeten denken bij die schittering van woorden, de link leidt regelrecht naar zijn commentaar met de kop “Ouweneel” op pag. 13. De - naar ik wil aannemen onbedoelde - suggestieve formulering kwalificeert Ouweneel als een bron waaruit on-Bijbelse woorden stromen. Dat betekent, wat de geloofwaardigheid en de christelijke omgang als broeders in Christus betreft, waarover van Bekkum zich veel zorgen maakt, danig in de knel komt door zijn eigen commentaar. Natuurlijk is het begrijpelijk dat het uitnodigen van de ‘niet kerkelijk bevoegde Ouweneel’ tot spanning lijdt en het geloofwaardigheidsprobleem van de NGK en de GKV daarmee nog meer onder druk komt te staan. Maar de kern van dát probleem is ingebakken in het on-Bijbelse instituut van de kerk zelf, die onderscheid maakt tussen bevoegde en niet bevoegde predikers; leken en professionals en de door henzelf gemaakte afspraken.
De geloofwaardigheid (?) van de kerken
ONgeloofwaardigheid van de kerken is een beter uitgangspunt!
Nog maar een paar kranten geleden betoogde dr. Bram van de Beek in het artikel “Als seculieren zitten we in de kerk”:…. Vrijwel nooit heeft de kerk zich gerealiseerd dat haar eigen gedrag het probleem van de secularisatie is, en verwijst vervolgens naar één van de dieptepunten in de kerkgeschiedenis: het jaar 380 toen Theodosius de kerk verhief tot staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Mag ik daar even op inhaken? Met deze daad werd de ongeloofwaardigheid van de kerk eerder bezegeld dan de geloofwaardigheid bevorderd. Tientallen jaren eerder verloor de kerk al zijn geloofwaardigheid toen keizer Constantijn het christendom omhelsde en de uitroeiing van christenen veranderde in bevoorrechting. In tijden van vele verdrukkingen onder de staatsterreur van het RR bestonden er voor christenen geen geloofswaardigheidsproblemen en evenmin zoiets als secularisatie; in tegendeel, die ontstonden eerst toen zij geïntegreerd werden in het centrum van de macht (Opebaring 2:13: daar waar de troon van satan is!) Maar ook daarvoor waren al geloofondermijnende en seculiere krachten werkzaam in de kerk. In de eerste zendbrief in Openbaringen lezen we al over de werken van de Nicolaieten ( naar de betekenis van hun naam: zij maakten verschil tussen leken en professionals; bevoegd en onbevoegd) hetgeen Christus haat. En in de derde zendbrief lezen we dat deze praktijken tot dogma zijn verheven. Dit eenmaal ingeslagen spoor van ongelijkheid heeft de kerk tot op de dag van vandaag nooit verlaten. Ze heeft haar hoogtepunt bereikt in de katholieke kerk, maar ook de reformatie en in haar spoor de tradionele kerken, hebben nooit afstand genomen van dit on-Bijbels principe dat spanningen oproept, de tegenstellingen verscherpt, de gemoederen sterk beroert en een broederlijke en christelijke omgang met elkaar om zeep brengt. Tja, dat krijg je wanneer je tegen de Schrift in wilt blijven verdedigen dat onbevoegde predikers on-Bijbelse schittering van woorden spreken en die van bevoegde predikanten best saai mogen zijn, als die woorden maar in overeenstemming zijn met de formele eigenhandig geschreven belijdenisgeschriften en kerkrechterlijke artikelen en bepalingen. Deze bepalingen zijn zo dichtgetimmerd dat wanneer Paulus a.s.Zaterdag uit de dood zou verrijzen hem a.s. Zondag de toegang tot de kansel van het instituut NGK en GKV subiet geweigerd moet worden op grond van hun eigen afspraken. Afspraak is immers afspraak en daar moet je je aan houden!
Geloofwaardigheid versus eigen gedrag Het artikel van dr. Bram van de Beek is een goede eye opener en zou ons moeten dwingen om al onze kerkelijke verworvenheden en posities eens grondig te toetsen aan Gods Woord. Onlangs schreef een door mij zeer gewaardeerde gereformeerde dienaar van het Woord dankbaar te zijn voor alles wat God hem in de GKV heeft gegeven. Ik begrijp dat niet goed, omdat, wanneer ik naar de dwaalpraktijken van mijn eigen traditie kijk, ik mij verbaas en verwonder over alle geestelijke rijkdommen die ik daar in Christus heb gevonden ondanks het spoor van de vele scheuringen die ontelbaren heeft verwijderd en verbijsterd en waardoor de naam des Heren gelasterd is geworden. Desondanks toch rijk gezegend. Maar niet dankzij, maar ondanks ‘mijn kerk’! Niet alleen de kerk heeft zich vrijwel nooit gerealiseerd dat zijzelf de oorzaak van het probleem van haar secularisatie is, het geld ook voor haar ongeloofwaardigheid. De oorzaak van alle problemen begint in het eigen hart. Een van de grootste fouten die wij kunnen maken als christenen is onze zogenaamde ‘diepste overtuiging’ van het hebben van de juiste kerk, de juiste leer, de juiste opleiding. Wij verbeelden ons, ieder voor zich, dat we allemaal de toets van Goddelijke kritiek kunnen weerstaan. Dat is precies de valkuil waarin de kerk van Laodicea viel: ‘Ik ben rijk en verrijkt en heb aan geen ding gebrek.’ We merken niet eens dat wij zelf onze lachwekkende karikaturen tekenen en op het internet promoten. Zet je computer maar aan: de een roept omdat hij zich bedreigt voelt in zijn gereformeerd zijn ‘wijwillengereformeerdblijven.nl’. Een ander, die meent dat hij de eenheid van Christus kerk moet bewaren, schreeuwt: ‘eenheidingemeenschap.nl’ en demonstreert daarmee en-passant de evidente ongeloofwaardigheid van die eenheid. Hoe dat komt? Dr. Bram van de Beek: ‘Vrijwel nooit heeft de kerk zich gerealiseerd dat haar eigen gedrag het probleem van de secularisatie is’ en - zo voeg ik er aan toe - niet alleen van de secularisatie, maar vooral ook van de huidige algemene ongeloofwaardigheid van de kerk. Sinds Constantijn wordt er ook nu nog door veel ijveraars aan gewerkt, om deze ongeloofwaardigheid van de kerk, in stand te houden.
De strijd van het geloof Natuurlijk zullen deze ijveraars zeggen dat Judas hen in zijn brief oproept en aanspoort om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is. Dat klopt, er is strijd nodig, heel veel. Niet alleen farizeeën, maar ook christenen kunnen tegen God strijden in de veronderstelling vóór Hem te strijden. De strijd van de martelaren was een andere dan de strijd van de christenen in Pergamum. Het Romeinse rijk vormde één front tegenover de martelaren, de grenzen waren duidelijk. In Pergamum zijn de grenzen vervaagd. Het vergde geestelijk onderscheidingsvermogen en een diep bewustzijn van afhankelijkheid om je geestelijke vijand te ontmaskeren en effectief te kunnen strijden. Je moet onderscheid kunnen maken in waar het werkelijk op aan komt.
Betekent strijden voor het geloof nu echt dat we ‘ónze kerk’ moeten verdedigen? Of ‘de’ gereformeerde leer (en welke andere leer ook)? En we bestaande eigen afspraken, kost wat het kost, moeten afdwingen en anderen opleggen? Hebben wij meer vertrouwen in onze eigen oplossing van de problemen die we zelf veroorzaakt hebben, dan die welke de Bijbel ons aanrijkt? Menen wij de oproep ons te bekeren van de praktijken en de leer van de Nicolaïeten rustig naast ons neer te kunnen leggen. Wanneer we daarin blijven volharden zal hetzelfde lot ons treffen als Pergamum getroffen heeft. De kandelaar zal worden weggenomen!
Tijd dus om tot bezinning te komen. Wat Christus toen tegen hen zei, zegt Hij nu ook tot ons. Voor wie zich bekeert, ligt er een hoop werk; er is veel, heel veel op te ruimen.
|