Vatbaar voor het afvalvieris nd. 26 febr. 2011 (Klaas Wierenga Zwolle)
… Voor kerkverlating worden veel redenen gegeven. Onverschilligheid, teleurstelling over de gedragingen van gelovigen of de vorm van instituten, gebrek aan zelfkennis, zelfingenomenheid, of eenvoudigweg afkeer van de christelijke boodschap. Maar wie kan in het hart van de kerkverlater kijken? Niet alleen de redenen voor kerkverlating zijn divers, de voorgestelde middelen om kerkverlating een halt toe te roepen, zijn dat eveneens. Men zoekt het in de organisatiestructuur, in doelgroepenpreken en –bijeenkomsten, leerdiensten of juist geen leerdiensten, verootmoediging of actievere werving, bijeenkomen in de kroeg of meedoen aan het carnaval. Maar het lijkt wel of er geen kruid tegen afval is gewassen. Voor veel mensen is dat een frustrerende zaak. Begrijpelijk: stel je voor dat het je eigen kinderen betreft, of je ouders. Wie een orthodoxe geloofsovertuiging aanhangt, verwacht weinig goeds voor hen die de kerk (en God) vaarwel zeggen. Buiten de kerk geen heil. Wie deze woorden overweegt, valt op dat de oorzaken van kerkverlating in het bestaan van de afvallige worden gezocht, terwijl men de remedie in de verandering van het instituut ziet liggen. Ik vermoed dat veranderingen van de organisatie vruchteloos zullen zijn. Zij zullen altijd mensen aantrekken en afstoten. Maar op de geloofsinhoud zullen ze geen effect hebben. Wat een mens gelooft en waarom een mens een god vertrouwt, wordt uitgebroed in het diepste verborgene van zijn ziel. Daar neemt hij zijn beslissingen en trekt hij zijn conclusies. Een ander heeft daartoe geen toegang. Meestal krijgt een ander daarover ook geen opheldering. Daar beslist hij wie of wat hij de schuld geeft van zijn ontrouw. Deze gedachten bedrukken mijn geest en het onderwerp dat door dit kwetsbare en wankelmoedige orgaan aan een beschouwing werd onderworpen. Deze bedrukking veranderde in zwaarmoedigheid toen ik me realiseerde dat ook ik vatbaar ben voor het afvalvirus. knuffel Dat wezentje steekt de kop op wanneer het wordt blootgesteld aan religieuze zaken die het RTL-niveau niet overstijgen, die alle conventies van ruimte en tijd moeiteloos overboord zetten of ronduit leugenachtig, manipulatief of misleidend zijn. Hazes-teksten als ‘Jezus is zó lief, geef hem maar een dikke knuffel’, of ‘Jezus houdt zóveel van je, hij drukt je stevig tegen zich aan’; misleidende als ‘trek je schoenen uit, want je staat op heilige grond’, of ‘we danken u, dat we u na een week weer ontmoeten (in uw huis)’; remonstrantse ketterij in ‘zit je deur nog op slot, doe hem open voor God, van je kr kr kr’; leugenachtige als ‘blij, mijn hartje is zo blij’. Waarom wil ik er dan vandoor gaan? Is het hoogmoed? Hoogmoed en zelfingenomenheid zijn mij helaas niet vreemd, maar hier is iets anders aan de hand. Hier verliest de taal zijn betekenis. De woorden verwijzen niet meer naar een externe realiteit, maar danken hun bestaansrecht alleen nog aan hun vermeende vermogen om gevoelens op te roepen. Het is controleerbaar onwaar dat Jezus me tegen zich aandrukt, dat je hem kunt knuffelen, dat we God slechts incidenteel ontmoeten, dat de kerkvloer heilig is, dat mijn hartje blij is en dat mijn hartklepjes een krakend geluidje maken. Maar je wordt er wel heel warm van. Of heel koud, zoals ik. Zolang taal en teksten hun bestaan onder zulke zware omstandigheden moeten leiden, sta ik op scherp. Maar een weinig verheffende mix van solidariteit met de taal, trouw, gemakzucht, vertrouwen, lafheid, betrokkenheid, nieuwsgierigheid, hoop en wanhoop houdt mij op mijn plaats. Diep in mij hurkt de neiging tot afval en ongeloof, klaar om op te springen. Daar helpt geen taal tegen, geen mens, geen instituut, alleen God, die zijn mysterieuze wegen gaat. <
|