Een preek van Rembrandt van Rijn

Een preek van Rembrandt van Rijn

Eén van de boeiendste schilderijen van Rembrandt die ik ooit zag is die
waarop de oude godvrezende Simeon het kind Jezus in zijn armen heeft.
Rembrandt heeft meerdere malen dit onderwerp uitgebeeld. Het heeft zijn
kunstenaarshart kennelijk dikwijls aangesproken en ontroerd. Was er bij hem
telkens weer sprake van een nieuw verrassend verstaan van het evangelie dat
hem inspireerde tot het vastleggen van weer nieuwe indrukken die het Oude
Boek bij hem naliet? Het tafereel dat hij in 1631 vastlegde en nu in het
Mauritshuis hangt, is veel meer dan het vertellen van een geschiedenis.

Dit stuk penseelde hij op een doek van bescheiden afmetingen,
n.l. 61x48 cm. Maar de zeggingskracht van dit kunstwerk overschrijdt de
grenzen van deze maat wel duizend maal.

Boven de pilaren verheffen zich gewelven die naar boven toe vervagen en
daardoor de indruk geven dat het hoogste punt nog lang niet in zicht is. Ook
is het einde van de naar links afbuigende galerij die door de pilaren en de
boogconstructies wordt gevormd, alleen maar te raden. Hoogte lengte en
breedte zijn onmeetbaar. Je staart in een immens groot bouwwerk. Maar
desondanks: het blijft toch een besloten ruimte waarin Rembrandt, heel
mysterieus, het licht zomaar naar binnen heeft gesmokkeld en een wereld
schiep vol emoties en gedachten. Met het spel van licht en donker bereikt
Rembrandt hier een uitermate dramatisch effect. Dit clair-obscur heeft tot
gevolg dat er binnen deze immense ruimte, waarin men zich zou kunnen
verliezen, twee streng gescheiden onverenigbare werelden zijn ontstaan. De
ene wereld is vol van licht maar in de andere heerst de duisternis. Dit
ondanks het feit dat er nog een flauw schijnsel op de pilaren valt dat
afkomstig is van de stralenkrans om het hoofd van het kind Jezus, en de
weerkaatsing van het licht waarin het gezelschap rondom het Kind zich baadt
op de marmeren vloerplaten.

De twee meest oplichtende gedeelten in het schilderij zijn de hand van de
figuur die voor het gezelschap staat en de gouden baan die vanaf Jozefs¹
voet diagonaalsgewijs naar onderen loopt in de richting van twee zittende
figuren. Ik interpreteer die hand niet, zoals meestal gebeurt, als een
zegenende, maar als een gevende hand. Niet als de hand van de profetes Hanna
of die van een priester, maar als een verwijzing naar de hand van God. De
nadruk ligt niet op de figuur, maar op de hand. Het gelaat van de figuur aan
wie de hand toebehoort blijft verborgen in het duister. Die gevende hand
zegt iets over het vaderhart van God, Die zelfs zijn eigen Zoon niet
gespaard heeft maar Hem voor ons allen overgaf. Hij gaf Hem niet alleen in
de schoot van Maria en in de armen van Simeon, maar ook als plaatsvervangend
offer in de dood aan het kruis om hen die in de duisternis gevangen zijn te
sparen door hen over te brengen in het licht van zijn eniggeboren Zoon. Op
Rembrandts schilderij zijn echter meer mensen in de duisternis te ontdekken
dan in het licht...

Zowel in de lichtkring als erbuiten zien we veel bewegende figuren. Rechts
op het doek, achter het gezelschap binnen de lichtkring, ontwaren we een
monumentale trap. Bovenaan zit de Hogepriester op een troon, omringd door
leden van de joodse raad, het sanhedrin. Het zijn de vertegenwoordigers van
de godsdienstige geestelijke elite. De baldakijn achter hun rug duidt daar
ook op. Zij hebben zich via de treden van de trap naar boven gewerkt, maar
bevinden zich niet binnen het bereik van de lichtkring van het Kind. De
duisternis omhult hen als een kleed, gevangen als ze zijn in de duisternis
van hun eigen onverstandig hart. Hier citeert Rembrandt Paulus: 'door hun
wijsheid hebben zij God niet gekend' en: 'menende wijs te zijn, zijn ze
dwaas geworden.'
Maar er zijn meer figuren te onderscheiden. De meeste mensen lopen zitten of
staan alsof er niets bijzonders valt te ontdekken. Ze schuifelen nota bene
zonder iets te zien achter en langs het illustere gezelschap heen. Zonder op
of om te kijken loopt men de trap op of af. Het is alsof allen overmeesterd
zijn door een onzichtbare duistere macht die alle moeite doet om te
voorkomen dat de lichtglans van de heerlijkheid van het Kind hen zal
beschijnen...

Tussen al deze figuren loopt er maar eentje met kennelijke haast op het
licht toe. Is het een vrouwspersoon? In haar ene hand heeft ze een
opengeslagen Bijbel. De andere hand ligt er bovenop, alsof ze juist de
profetische passage gevonden heeft waarin de komst van Jezus Christus, de
Zoon van God, is voorzegd. Dat Woord wijst haar de weg naar de bron van
Licht Die Simeon in zijn armen houdt. Het zou de profetes Hanna kunnen
zijn. Ze doet me ook denken aan Rembrandt's schilderij waarop hij zijn
moeder afbeeldde lezende in de Bijbel. Bij uitstek de wegwijzer naar het
Leven en door het leven.

In tegenstelling tot deze vrouw die zich naar het licht haast, blijven de
twee figuren, rechts op de voorgrond, stokstijf en als vastgenageld zitten
waar ze zitten. En dat nog wel terwijl een heldere lichtstreep als een
gouden loper tot vlak voor hun voeten ligt uitgerold. Ze hoeven alleen maar
op te staan en één stap te doen om vanuit de duisternis in het volle licht
te treden. Hun afwezige blikken zijn meer naar binnen dan naar buiten
gekeerd. De meest rechtse kijkt alsof hij zojuist teruggekomen is op zijn
voornemen die ene stap naar het licht te doen. De angst dat hij zich daarmee
in de ogen van zijn buurman belachelijk zal maken is van zijn gezicht af te
lezen. Dus blijft ook hij waar hij is. Op deze beide figuren is van
toepassing wat Johannes zo'n vijftig jaar later in zijn evangelie schreef:
zij hebben de duisternis liever gehad dan het licht.'

Ronduit ontroerend is de intense belangstelling die drie vreemdelingen aan
de dag leggen. Twee van hen staan achter Maria en het Kind Jezus. Naar hun
kledij te oordelen zouden het dakloze bedelaars kunnen zijn. In ieder geval
geen wijzen of machtigen of aanzienlijken, maar eenvoudige onaanzienlijke
vagebonden. Simpele lieden die als met koorden getrokken worden door de
liefde en het licht van het Kind dat God gegeven heeft. De derde vreemdeling
staat in Simon schaduw. Zijn kleed steekt armoedig af tegen het
goudbrokaat van de mantel van Simeon. Maar vol bewondering gluurt hij
vanonder zijn kleurrijk hoofddeksel vol verwachting over diens schouder om
een glimp op te vangen van het Kind en de boodschap te beluisteren die
Simeon hier doorgeeft. Intussen buigt hij diep voorover. Zóver dat hij met
zijn linkerhand steun moet zoeken op zijn knie om zijn lichaam in evenwicht
te houden. Hij komt kijken... en ziet... en hoort!
Dat is de kern van Rembrandts boodschap, nu al meer dan driehonderdzeventig jaar
lang: Mensen kom, en zie!


Ook u wordt uitgenodigd om tot Christus te komen. Het Licht wenkt ook u om
uit de duisternis te voorschijn te komen in Zijn licht. Kom gerust en kijk mee
over Simeon's schouder en ziet wie Jezus is.




(C) 2005 - Alle rechten voorbehouden

Deze pagina afdrukken