Remedie tegen angst


Remedie tegen angst

S.Streuper.

De mens is een schepping van God, naar Gods beeld geschapen, een geestelijk wezen met een hart (niet die fysieke pomp, maar z’n diepste ‘ik’), verstand en emoties , zoals angst, blijdschap, verdriet, ontsteltenis.
Al deze aspecten zijn ieder mens eigen. Ook Christus was in alles aan de mensen gelijk geworden met uitzondering van de zonde. Dus precies dezelfde emoties heeft Hij ook gekend. Er is dus niets mis met onze emoties. Zij behoren tot het wezen van de mens.
Na de zondeval is er aan deze aspecten niets veranderd, behalve dat de mens niet meer op God, maar op zichzelf gericht is (hij is zondaar geworden). Zijn ‘hart’ is daardoor van God afgericht, zoekt niet langer God’s- maar eigenbelang, en gebruikt zijn verstand en zijn emoties ten eigen bate, in plaats ze te onderwerpen aan, en in dienst te stellen van, of te richten op zijn Schepper. Eerst nadat een mens door het geloof in Christus tot bekering is gekomen en zijn wil aan God heeft onderworpen is hij in staat het op-zichzelf-gericht-zijn om te buigen naar het op-God-gericht-zijn om niet langer je eigen, maar Gods wil te doen. Het ‘hart’ is dan immers gereinigd en de woonplaats van God geworden door de inwoning van de Heilige Geest.
Verstand en emoties moeten in toom worden gehouden, zoals een koetsier die op de bok van zijn rijtuig is gezeten, de twee paarden die ervoor zijn gespannen in toom moet houden en bestuurt. Het hart heeft de functie van de koetsier. Zij bestuurt het verstand en heerst over de emoties. Het kan besluiten het verstand te volgen, óf de weg die de emotie wijst, in te slaan. Maar het is zaak dat het verantwoordelijke ‘ik’ in overleg met beide (verstand en emotie) een evenwichtige koers bepaalt. Wanneer het verantwoordelijke ‘ik’ bloot staat aan bijvoorbeeld dreiging van buitenaf, loop ik het gevaar òf door mijn verstand òf door mijn emoties te worden meegesleept en grijpt angst mij aan.

Van Christus kan ik leren hoe daarmee om te gaan. Hoe ik mijn verstand en emoties in toom kan houden om als een bekwaam koetsier de juiste richting in te slaan.
In Getsemané aangekomen weet Jezus, wat Hij zal gaan doen: bidden tot Zijn Vader. Maar eerst deelt Hij zijn angst en ontsteltenis met zijn discipelen en vraagt hen dringend, zo niet met Hem mee te bidden, dan toch in ieder geval met Hem te waken (waartoe zij helaas zelfs niet in staat bleken te zijn) ! En nadat Hij heeft gebeden blijkt de kracht van het gebed. Opnieuw ervaart Hij: De Vader is met Mij (Jh16:32) Daarom vrees Ik niet (Hb13:6). Hij weet Zich - en dat is waar voor al Zijn volgelingen - onlosmakelijk verbonden en geborgen in de liefde van de Vader.
Energiek beveelt Hij nu zijn discipelen: Staat op, laten wij gaan. Zie, die Mij overlevert is nabij. De angst heeft plaats gemaakt voor heldenmoed. Een weldadige vrede is als antwoord op Zijn bidden in Zijn hart neergedaald. Zijn hele wezen is ermee vervuld en straalt van Hem uit. Zelfs in die mate dat de hele bende die Judas had verzameld - een schare met zwaarden en stokken; een afdeling soldaten en dienaren van de overpriesters en de Farizeeën, voorzien van lantaarns, fakkels en wapenen - terugdeinst en machteloos op de aarde neervalt.

Het gelovig gebed is een krachtig afdoend wapen en een schild om alle pijlen die op ons afgevuurd worden en ons schrik en angst inboezemen onschadelijk te maken. Zo deed onze Meester het en als discipelen van Hem wil Hij ons dat ook leren. Daarvoor is oefening nodig. Wij raken ons leven lang nooit uitgeleerd. Wij leren dat slechts gaandeweg. De school van het leven biedt tot aan het einde van de weg veel oefenstof. Je wordt nooit - en dat in tegenstelling tot de Meester, die de zonde niet kende - zonder moeite een ervaren koetsier die het klappen van de zweep op zijn duimpje kent. Door onachtzaamheid of onervarenheid raken wij de weg nog wel eens kwijt, sturen wij het span nog wel eens op onbegaanbare wegen zodat we vastlopen. Zei Jacobus niet dat we allemaal dikwijls struikelen? Struikelen is dan ook niet het ergste. Het wordt pas bedreigend wanneer we niet weer overeind krabbelen en wij onze zwakheden en tekortkomingen niet meer aan God en aan elkaar belijden, zoals Christus wél met zijn onvoorstelbaar grote angst eerst naar Zijn discipelen en daarna naar Zijn Vader ging.

In Christus ben ik verborgen in een God (Kol.3:3), Die ten koste van Zijn Eigen Zoon, heel bewust uit liefde gekozen heeft voor mij. Daarom geloof en weet ik nu, dat ik, wat mij ook overkomt, onaantastbaar ben voor welk kwaad dan ook. In deze zekere wetenschap, mogen we het schild van het geloof opheffen wanneer de twijfels en de angsten ons naar de keel vliegen.
En wie dat schild hanteert zal binnen kort of lang, ervaren dat onze God in staat is van een bang hazenhart een dapper leeuwenhart te maken. Hij kan het!



00000905


(C) 2005 - Alle rechten voorbehouden

Deze pagina afdrukken