Vanaf de Pinksterdag loopt er een scherpe scheidingslijn door de mensenwereld. Bij Christus' komst in zijn koninkrijk zullen de schapen definitief van de bokken gescheiden worden, maar dat proces is sinds Pinksteren al in volle gang. De Heilige Geest is bezig mensen uit de wereld af te zonderen en ze tot een eenheid te smeden voor Christus in zijn gemeente. Eigenlijk werd bij het optreden van Jezus de scheiding van de geesten al duidelijk zichtbaar. Al zongen de engelen in Efratha's velden van vrede op aarde, op korte termijn zou daarvan allerminst sprake zijn. In Lkl 2:49vv zegt Christus: 'Denkt u dat Ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde? Nee, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid.' Christus wist waarover Hij sprak. Hij ervoer het aan den lijve wat het wil zeggen in een verdeelde wereld te leven. In zijn tijd tekenden de grenzen tussen gerechtigheid en wetteloosheid, God en de satan, licht en duisternis zich steeds scherper af. De kloof tussen de volgelingen van Christus en hen die niet in Hem geloofden werd gaandeweg breder en dieper, en de vijandschap tegen Christus en zijn volgelingen groeide. Satanische, duistere krachten concentreerden zich rondom de Knecht des Heren om Hem de dood in te jagen en oefenden een geweldige druk op Hem uit. Niet een druk die Hem beangstigde of terug deed deinzen, zoals Satans opzet geweest zal zijn. Integendeel, deze samenballing van duistere machten was voor Hem veeleer een stimulans om de strijd met de vorst der duisternis op Golgotha te beslechten. Satans doel was Christus' dood te bewerken om voor eeuwig de heerschappij over de aarde en haar bewoners te behouden. Maar het doel van Christus was zijn leven vrijwillig te geven tot een losprijs voor de velen die straks de hemel en de aarde zullen bewonen onder zijn gezegende heerschappij. De verdeeldheid tussen kinderen van het licht en kinderen van de duisternis levert een enorm spanningsveld op. Christus zegt: 'Want van nu aan zullen er vijf in een huis verdeeld zijn, drie zullen tegen twee, en twee tegen drie verdeeld zijn: een vader tegen een zoon en een zoon tegen een vader, een moeder tegen haar dochter en een dochter tegen haar moeder, een schoonmoeder tegen haar schoondochter en een schoondochter tegen haar schoonmoeder.' Soms komt dat heel dichtbij, en dat doet pijn. Voor sommigen is het een reden om bekommerd de komst van de Heer tegemoet te zien omdat verwanten die hun zeer na staan, achter zullen blijven bij zijn komst en verloren zullen gaan. Voor hen zal het dan voor eeuwig te laat zijn. Die scheidingslijn loopt dwars door gezinnen en families heen, onverbiddelijk. Er is op geen enkele manier mee te marchanderen. Je staat binnen of buiten. Het is onmogelijk een klein beetje binnen of een beetje buiten te staan.
Voor of tegen – of op je eigen manier? Omdat wij geen hartenkenners zijn, zijn wij lang niet altijd in staat om met zekerheid te kunnen vaststellen wie Christus toebehoren en wie niet. Voor ons als buitenstaanders is die grens daarom soms vaag. Maar Hij die de harten kent, richt Zich met een paar niet mis te verstane kritische opmerkingen tot de schare om hen op hun persoonlijke verantwoordelijkheid te wijzen. Het kon de schare onmogelijk ontgaan dat de lucht zwanger was van bijzondere gebeurtenissen. Het was een spannende tijd. De strijdige opvattingen over Jezus uit Nazareth behoorden tot de gesprekken van elke dag. Je kunt niet zeggen dat ze niet geloofden. Zeer zeker geloofden ze. Maar de meesten, evenals vandaag de dag, op hun eigen manier, vooral wat hun kijk betrof op wie Jezus nu eigenlijk was. Hun eigen opvatting vonden ze belangrijker dan het getuigenis van Jezus Zelf. De maatschappelijke onrust over het doen en laten van de rabbi uit Galilea en zijn onomwonden kritiek op de farizeeër en wetgeleerden, waarin het 'wee u' niet van de lucht was, eisten van iedereen een stellingname voor of tegen Jezus. In een keus voor de waarheid is neutraliteit uitgesloten. Vandaar dat de Heer Jezus de mensen die nog geen beslissing namen, kwalificeert als huichelaars: wanneer zij een wolk zien opkomen, zeggen ze dat er regen komt, en wanneer zij de zuidenwind zien waaien, zeggen ze dat er warm weer op komst is. 'Hoe bestaat het dan,' vraagt de Heer, 'dat jullie ondanks watje van Mij gehoord en gezien hebt, Mij nog niet hebt herkend als de Messias? De Gezalfde die gekomen is om zijn volk te redden, maar die ook aan het einde der tijden terug zal komen om al het bloed van al de profeten te wreken, dat vergoten is sinds de grondvesting van de wereld.' Er is niet eindeloos tijd om na te denken. Op een dag gaat de deur van de genade dicht, en dan moet de knoop doorgehakt zijn. Anders sta je buiten. 'Vanaf dat de heer des huizes is opgestaan en de deur heeft gesloten, zult u beginnen buiten te staan en op de deur te kloppen en te zeggen: Heer, doe ons open, en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet niet vanwaar u bent. Dan zult u beginnen te zeggen: Wij hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken, en U hebt in onze straten geleerd. En Hij zal zeker tot u zeggen: Ik weet niet vanwaar u bent-, gaat weg van Mij, alle werkers van ongerechtigheid. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer u Abraham, Izaak en Jakob zult zien en al de profeten in het koninkrijk van God, maar uzelf buitengeworpen' (Lk 13:2 5-28). Er zijn duizend-en-een manieren om 'op je eigen manier' te geloven. Er is maar één manier om gered te worden: geloof en genade.
Genade voor iedereen De Joden lezen op hun 'oogstfeest' (dat is het Pinksterfeest) het boek Ruth. Wie de geschiedenis in dit boek volgt, krijgt de indruk dat ze moedwillig een paar geboden van God negeren en vervolgens alsof er niets aan de hand is hun 'feest der weken' vieren. Hoe kun je nu tot eer van God dit feest samen vieren met een Moabitische vrouw, aan wie tegen de uitdrukkelijke wil van God in asiel is verleend? Zij mocht helemaal niet toegelaten worden in Israël! Hoe haalt Boaz het in zijn hoofd met Ruth, een Moabitische, in het huwelijk te treden? Hij mag dan één van de lossers zijn, die de plicht hebben nageslacht te verwekken bij de weduwe van een gestorven familielid, maar gold dat gebod nog wel wanneer het een Moabitische betrof? God had toch bevolen dat zij tot het tiende geslacht niet toegelaten mochten worden tot de vergadering des Heren? Op grond van wat de wet zegt – die iedere rechtgeaarde Israëliet moest kennen – was dit absoluut onmogelijk. En toch zet God aan het einde van het boek Ruth zijn handtekening onder deze verbintenis. Ruth baart een zoon: en zij noemden hem Obed (= dienstknecht, aanbidder). Nota bene de grootvader van David! En om critici de mond te snoeren die hier vraagtekens achter zouden kunnen blijven zetten, neemt God Ruth ook nog eens op in de lijn der geslachten waaruit de Messias, onze Heiland, is voortgekomen. Het is alsof we hier al het zachte gefluister horen wat Paulus rondgebazuind heeft: wat voor de wet onmogelijk was, deed God! De deuren van onze kerken en geloofsgemeenschappen dienen open te staan voor allen die God liefhebben.
|