In zijn reactie op ds. J.M.D. de Heer’s kritiek op de evangelischen zegt predikant Jan Schippers in zijn betoog:
‘Paulus leert Timoteüs (tweede brief 2:20) dat er door God mensen voorbestemd zijn voor eeuwige heil en onheil’.
Op deze zinsnede na, las ik de reactie van parousiapredikant Schippers met instemming. Kennelijk is de studie van ds. De Heer meer bepaald door zijn gereformeerde bril dan door de Schrift, die onomwonden de mens ten volle verantwoordelijk houdt voor de keus zich wel of niet te bekeren, en anderzijds met dezelfde duidelijkheid leert dat dit voor 100% het werk van God is. Ieder die deze twee schijnbaar tegengestelde feiten al theologiserend onder één noemer tracht te brengen, of het ene wil afzwakken om het andere te versterken, raakt verstrikt in dwalingen. Meestal met verstrekkende consequenties. Bij het bestuderen van Gods Woord is het altijd lastig de bril die je door je geestelijke opvoeders op de neus is gezet, af te zetten, en je alleen op de tekst te concentreren. Immers elke traditie, of het nu de vormen of de leer betreft, ons kennen van Christus en de Schrift is per definitie onvolkomen. Dit besef zou ons er toe moeten brengen onbevooroordeeld van elkaar te willen leren. Wie zich terugtrekt in de theologie van zijn eigen leertraditie en daar niet van los kan komen, maar zich erin vastbijt, toont meer eerbied voor zijn leraren dan voor Gods Woord en te weinig respect voor de ander. Onze eigen-wijsheid (dat op hoogmoed berust) is altijd een belemmering ‘Gods geheimenissen’ goed te verstaan (Rom.11:25) en verhindert ons op te wassen in de genade en in de kennis van onze Heer en Heiland. Het roemen van takken van de olijfboom tegen andere takken van dezelfde boom, kan zelfs tot gevolg hebben, dat God ons niet zal sparen (Rm.11:20-22). Ook hier geldt: wie meent te staan zie toe dat hij niet valt.
Toch heeft Jan Schippers mij ook verbaasd met de bovengenoemde zinsnede. Het is voor mij een nimmer gehoorde opvatting uit evangelische kring, dat Paulus Timoteüs geleerd zou hebben dat door God mensen voorbestemd ( te voren bereid) zijn voor eeuwig onheil. Ik heb altijd gedacht dat dit een hardnekkige, voor sommige gereformeerden een specifieke onopgeefbare misvatting is. Niet weinigen van hen heb ik gevraagd mij te vertellen waar de Bijbel dit leert, maar niemand van hen wist het. Altijd bleek deze bewering op een onterechte theologische conclusie te berusten. Daarom stel ik Jan Schippers bij dezen dezelfde vraag. Waar staat dat? Ook hij zal moeten toegeven dat dit zo niet in 2 Timotheüs 2:20 te lezen is. Dit is, evenals de uitleg van ds. De Heer, óók gebaseerd op een onjuiste theologische conclusie die hij uit deze tekst trekt. Dat God ongehoorzamen (2Pt.2:8) en goddelozen (Spr.16:4) en Hymenéus en Filétus (2Tim.2:20) die van de waarheid zijn afgeweken met hun goddelijk gezwets bestemd heeft tot onheil, heeft God niet gedaan omdat Hij deze personen van voor de grondlegging van de wereld daartoe voorbestemd heeft ( VÖÖRbestemd is iets anders dan 'bestemd'), maar omdat zij God ongehoorzaam zijn geweest (1), goddeloos handelden (2) en met hun ongoddelijk gezwets van de waarheid zijn afgeweken.(3).(vgl. 2Thess.1:6-8) Zulke mensen bewerken zelf hun bestemming naar het verderf door hun ongeloof, ongehoorzaamheid en goddeloosheid. Niet omdat God hen daarvoor van eeuwigheid af heeft bestemd! Dubbele verkiezing is een misvatting die geen grond vindt in de Bijbel. Dit idee is gebaseerd op de conclusie dat wanneer er sprake is van uitverkiezing er ook sprake moet zijn van een van te voren vastgestelde verwerping. En er is in de Bijbel geen enkele plaats aan te wijzen die deze conclusie rechtvaardigt. De retorische vraag van Paulus: Zou er onrechtvaardigheid zijn bij God? Zou hij dan niet hebben kunnen beantwoorden met ‘Volstrekt niet!’ maar had dan moeten luiden ‘ inderdaad!’
Natuurlijk ontkomt niemand er aan leringen uit eigen tradities, die niet stroken met wat de Schrift zegt, aanvankelijk te omarmen. Maar, zo mag de vraag luiden, wie zich niet openstelt voor correctie en het loslaten van onhoudbare on-Bijbelse leringen, onverschillig of die uit de traditie of het heden op ons afkomen, kan die nog geestelijk groeien? Allen hebben de opdracht en de mogelijkheid op te groeien tot Hem, die het Hoofd is. We moeten allemaal, zonder uitzondering, nog heel veel leren.
|