DE OPEN DEUR
Simon Streuper
Dat ben je niet overal en ook niet altijd, maar je bent goed af wanneer je een paar adressen hebt waarvan je weet dat de deur daar dag en nacht voor je open staat en dat je jezelf nooit hoeft af te vragen of je wel welkom bent. Zo'n deur is meer dan goud waard. Wanneer je daardoor naar binnen gaat, gebeurt er iets met je. Je wordt meteen opgenomen als iemand die er helemaal bij hoort. Je voelt dat je thuisgekomen bent. Je wordt niet aangemerkt als een vreemde, maar als één van de bewoners; als iemand die men kent en waardeert. Er is niet alleen een open deur, maar achter die deur zijn ook open armen die zich om je heen sluiten, je aan het hart drukken.
Ik ben de deur
"Ik ben de deur van de schapen." Het zijn overbekende woorden die Christus uitsprak. Twee keer zelfs. Kennelijk om dit feit alle nadruk te geven. Trouwens, er staan in de negen verzen van Joh. 10:7-15, het liefst maar vier dubbele mededelingen vermeld. Het begint direct al met "voorwaar, voorwaar." (1) Direct gevolgd door "Ik ben de deur."(2) Daarna twee keer: "Ik ben de goede Herder." (3) En tenslotte twee keer dat Hij zijn leven inzet voor de schapen (4). Die deur staat open voor iedereen. Ieder wordt uitgenodigd binnen te komen. Ieders komst wordt op prijs gesteld en ieder kan rekenen op een warm onthaal. Wie binnen komt wordt behouden, gered. Hij mag weten dat de goede Herder zijn leven vrijwillig heeft afgelegd op het kruis waar Hij onze schuld uitboette en dat Christus na zijn verrijzenis en hemelvaart tot vandaag de dag nog altijd zijn leven inzet voor het welzijn van ieder die door Hem naar binnen is gegaan. Wie door deze deur naar binnen is gegaan treedt binnen in Gods huis. Dat is, om zo te zeggen, de ontvangsthal van het huis van de Vader die al zolang op ons stond te wachten en ons, net als eertijds de verloren zoon, in Zijn open armen ontvangt en ons aan zijn hart drukt. Zo'n ontvangst bewijst meteen dat er geen enkele reden meer is om te twijfelen aan onze behoudenis. Maar dat is nog lang niet alles!
Ingaan en uitgaan en weide vinden
Er is nog veel meer dan ' alleen maar behoudenis.' Wie door de deur naar binnen is gegaan krijgt de verzekering dat hij in het vervolg op elk moment van het voorrecht gebruik mag maken van die open deur. Hij mag ingaan en uitgaan wanneer Hij wil en zo vaak als hij wil. Hij is 'als kind aan huis geworden.' Nee, dat is niet helemaal waar, het is stukken mooier. Hij is kind van de Vader geworden. Hij heeft recht gekregen op een plaats in het huis van de Vader als (wedergeboren) kind. Hij hoort daar. Hij mag daar als kind in- en uitlopen en zijn relatie met de Vader onderhouden in een vertrouwelijke en intieme omgang. Deze omgang met de Vader heeft ook enige overeenkomst met onze relatie als koningen en priesters ten opzichte van God. Als priesters naderen we met vrijmoedigheid tot God in het heiligdom met onze aanbidding en gebeden. En wanneer we die gebracht hebben keren we uit het heiligdom terug als koningen om anderen te zegenen. Ook priesters gaan in en uit bij God. Al ingaande en uitgaande zullen we weide vinden. Dat betekent dat we geestelijk gevoed worden in het onderhouden van onze relatie met de Vader. Het gebruik van de deur om in en uit te gaan en om door het gebed en het onderwijs van Gods Woord met de Vader te communiceren bevordert onze geestelijke groei. Daardoor raken we nog meer thuis in het huis van de Vader. Maar dat is nog lang niet alles!
Leven en overvloed
Er is nog veel meer dan 'Thuis raken in het huis van de Vader.' Christus zei: Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. Dit is pas leven, eeuwig leven. Niet slechts oneindige verlenging van het aardse leven, maar een heel ander soort leven. Een leven met een heel andere dimensie en andere kwaliteiten. Leven zoals Christus het geopenbaard heeft. Leven dat licht is en de meest verborgen geheimen onthult. Hetzelfde leven dat in het vleesgeworden Woord was, dat bij God was en zelf God was. Leven dat onaantastbaar is, onverderflijk, onvervreemdbaar onvergankelijk en de dood heeft verzwolgen. Leven dat je niet pas krijgt wanneer het tijdelijke met het eeuwige verwisseld wordt, maar wat je al ontving toen je ging geloven dat Jezus ook voor jou stierf. Dat leven heb je ontvangen, het leven van Christus zelf. Met Hem deel je hetzelfde leven dat in Hem was. Dat leven alleen ook stelt je ook in staat het leven van Christus te léven. Met dat leven in je 'aarden vat' bezit je meer dan de grootste schat en is het onnodig de moed te verliezen. Dat leven is bestand tegen alle teleurstellingen, tegenwerking en vijandschap. Paulus leerde dat deze schat de bron is van Gods kracht die alles te boven gaat (2Ko4:7). Het overwint alles. Hij zegt: in alles zijn wij in de druk, doch niet in het nauw; om raad verlegen, maar niet radeloos; vervolgd, doch niet verlaten; ter aarde geworpen, doch niet verloren. En in 2Ko6 zet hij alles wat hem is overkomen op een rij: verdrukkingen, noden, benauwdheden, slagen gevangenschappen, oproeren, moeiten, nachten zonder slaap, dagen zonder eten. Desondanks onderging hij dit alles in reinheid, rechtschapenheid , ongeveinsde liefde, terwijl hij doorging met de prediking van de waarheid, strijdende voor het geloof en daarbij eer en smaad zijn deel werd, kwaad gerucht en goed gerucht, als bedroefd, maar altijd blijde; als arm maar velen rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend. Alle bedreigende levensomstandigheden verliezen hun verlammende invloed door de aanwezigheid van deze schat in een aarden vat. Zo was het ook in het leven van 'de man van smarten'. Zijn levensweg werd gekenmerkt door twee dingen. Zijn route liep door een dal van diepe duisternis, boven zijn leven hing constant de dreiging van de duisternis van de dood. Maar juist daardoor schitterde des te helderder het licht van Zijn genade en heerlijkheid.. Zijn 'sterven' en zijn 'leven' werd zo openbaar (zie 2Ko4:10). Ook Christus had een 'schat 'in Zijn aarden vat: om de vreugde die voor Hem lag heeft Hij het kruis op zich genomen en de schande veracht! Wie dit leven en deze overvloed van de Heer heeft ontvangen, heeft geen reden de moed ooit nog te verliezen. Maar ook dit is nog lang niet alles!
Ik ken de mijne en de mijne kennen mij
Christus is niet alleen de deur die ons aan het hart van de Vader bracht. Ook Hijzelf wil de meest intieme relatie met ieder schaap van zijn stal. Het is duidelijk dat Hij een heel bijzondere relatie had met Zijn Vader. Zijn vader had geen geheimen voor Hem en Hij niet voor Zijn Vader. Hij kon zeggen: "Ik en de Vader zijn één." Nauwere verbinding is niet mogelijk. Zij kennen elkaar door en door. Wel, zo wil Hij zich ook aan mij doen kennen. Zoals Hij onafgebroken met Zijn Vader wandelde, zo wil Hij dat ook met mij. Nog sterker. Alles wat Hij is en heeft, wil Hij met mij delen. En om daarvan een idee te krijgen schonk Hij ons van Zijn Geest. "Al wat de Vader heeft," zei Hij, "is het mijne. Hij neemt het uit het mijne en zal het u verkondigen" Joh.16:15. Mooier dan het in Ko2 :9 staat kan het haast niet. Daar staat dat we de(zelfde?) volheid hebben verkregen in Hem in wie al de volheid van de godheid lichamelijk woonde. Één met Christus. Hij in mij en ik in Hem
Het is alleen maar de vraag in hoeverre wij Hem willen leren kennen en Hem de gelegenheid geven onze inwendige mens met kracht door Zijn Geest te versterken zodat Christus door het geloof woning maakt in ons hart, en wij, geworteld en gegrond in Zijn liefde samen met alle heiligen in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is en te kennen de liefde van Christus die de kennis te boven gaat, opdat we ook praktisch vervuld worden tot alle volheid Gods (vgl. Ef3:16-19
|