U bevindt zich hier: Streuper&Streuper
terug naar: Bijbelstudies
Algemeen:
Bert Streuper
Ergens in Nederland mocht ik aanwezig zijn in een gemeentevergadering van een plaatselijke kerk. De voorganger van deze gemeente benadrukte in de opening van de vergadering dat we de dingen in de gemeente met vreugde mogen doen, zonder bedenkingen of morren. ‘En wanneer we merken dat wij onze taken wel al mopperend doen en allerlei bedenkingen krijgen, dan kunnen we’, zei de voorganger, misschien beter onze taken neerleggen. ‘Laten wij in alle dingen zien op Jezus en Zijn gezindheid vertonen,’ besloot de voorganger zijn inleiding. Velen knikten instemmend. Ik ook.
Toen gingen we met z’n allen weer met beide benen op de grond over tot de orde van de dag. Iedereen mocht zeggen wat hij of zij ervoer in de gemeente. Naar een goede gewoonte begon bijna iedereen standaard eerst op te sommen wat ze fijn vonden aan de gemeente, vervolgens kwamen de minpunten. Sommigen vonden de diensten best wel goed, maar veel te lang. De preken waren vaak te moeilijk, of juist weer veel te gemakkelijk, vonden anderen. Er moesten meer sprekers bijkomen, besloten ze. Anderen mopperden over de zeer slechte communicatie, nadat ze hadden opgemerkt dat ze hielden van hun broeders en zusters. Sommigen spraken hun verontrusting en bedenkingen uit omtrent de ontwikkelingen in de gemeente t.a.v. de aanbidding. ‘We moeten daarbij ook veel meer aan onze kinderen denken’, riep iemand anders. ‘Onze kinderen zijn de gemeente van de toekomst.’ ‘Nee’, riep iemand anders verontwaardigd, ‘onze kinderen zijn de gemeente van nú. Ze zijn minstens zo belangrijk als de groten.’ ‘Er moet ook veel meer worden gebeden’, wist iemand. ‘Want het gebed is de motor van de gemeente’, vulde hij aan. Iemand opperde dat we weer terug moesten naar ‘af’. ‘We moeten weer samenkomen zoals de eerste gemeente dat deed, lees er de ‘Handelingen van de apostelen’ er maar op na. ‘We moeten terug naar de eenvoudige beginselen van “gemeente zijn”, zonder al die poespas.’ Sommigen knikten instemmend.
De voorganger leidde de avond in goede banen. Het verliep allemaal best wel ordelijk. Iedereen bleef behoorlijk netjes. De mensen probeerden elkaar uit te laten praten en er werd haast niet met stemverheffing gesproken. Enkele mensen mochten de vergadering besluiten met een gebed. Mooie gebeden - maar volgens mij was er, diep weggestopt, veel ontevredenheid, eerzucht en liefdeloosheid, waar wij ons niet of nauwelijks van bewust waren. Waarom ik dat denk? Niets menselijks is ons vreemd.
Pa, steeds meer geloof ik dat wij het buitengewoon moeilijk vinden om vast te houden aan de grondbeginselen van ons geloof: God liefhebben en elkaar liefhebben, zoals wij onszelf liefhebben. Wat fundamenteel is voor ons geloof, moeten we prioriteit geven. De rest moet daaruit voortkomen. Niet? Ik geloof zeker en vast dat onze levens, relaties, gemeentevergaderingen, enz., er anders uit zouden zien, wanneer (ik) wij deze grondbeginselen zouden weten toe te passen. We vergelijken onszelf graag met ‘de wijze man’ uit de Bergrede die zijn huis op een rots had gebouwd, maar of dat in de werkelijkheid zo is…
Simon Streuper
Het probleem is, Bert, dat het kennen van grondbeginselen geen garantie is dat je er ook naar handelt. Er zijn wel een paar oorzaken aan te wijzen waarom de negatieve gevoelens naar boven kwamen en bleven voortleven. Mag ik het noemen? Positief is dat er een podium is waar je terecht kunt met je kritiek. Ook positief is de oproep van de voorganger op Jezus te zien en zijn gezindheid te vertonen. Maar helaas constateer ik dat zijn insteek nogal (vermoedelijk onbewust) negatief is en daarmee feitelijk het grondbeginsel met de voeten vertreedt. Hij suggereert namelijk dat de mopperaars met hun kritiek er beter aan zouden doen hun activiteiten neer te leggen. Wanneer je bij voorbaat te kennen geeft wat zij die het mogelijk niet met je eens zijn, zouden moeten doen, geef je daarmee geen goed signaal. Ik herinner mij een uitspraak van een hoofdrolspeler in een conflict. Eén van zijn argumenten waarmee hij zich verdedigde luidde: “Tegen wie anders zegt de Schrift: ‘weest eensgezind’ dan tot hen die het er niet mee eens zijn!” M.a.w: deze tekst staat er niet voor mij. Zo’n zichzelf buiten kijf stellende uitspraak staat haaks op wat de Heer van ons verwacht.. Maar niet alleen de voorganger is iets te verwijten. De toegesprokenen hebben allemaal braaf ‘ja’ zitten knikken en als mosterd na de maaltijd kom jij nu met de grondbeginselen van ons geloof. Maar… beter laat dan nooit, nietwaar? Samen – ik evengoed - kunnen we van deze vergadering veel leren.
Feitelijk ging het in jullie vergadering om de vraag op welke wijze de gaven van de Geest ingevuld kunnen worden (1Ko12 en 14). Omdat er binnen de aanwijzingen in Gods Woord heel veel mogelijk is, heb je daar inderdaad wijze mannen voor nodig, die gepokt en gemazeld zijn in de Bergrede en op de rots bouwen. Feitelijk is 1Ko13 niets anders dan een beknopte samenvatting van die Bergrede. Het geeft de betere weg aan, de weg die naar boven voert, een hogere weg. De hamvraag is, of de uitoefening van de gaven gegrond is op de liefde zoals verwoord in 1Ko13, of niet! Daar hangt heel het gebeuren van de gemeente af! Maar wat zien en horen we vaak? Het rauwe schurende geluid van schril klinkend metaal en schetterend cimbalen hangt als een deken over de kerken. bbrrrrrr! Van die weg kun je veel zeggen, behalve dat het de weg is die naar boven voert. Discussies over het gebruik van de gaven tot opbouw, breken soms meer gemeenten af.
1Ko13 leert dat wanneer eigenbelangen de liefde ondermijnen gaven geen enkel nut hebben, maar ook dat wij de gaven van de Geest nooit op een volmaakte wijze zullen kunnen uitoefenen vanwege ons onvolkomen kennen en profeteren. De volmaaktheid breekt pas aan als de profetieën tot een eind zijn gekomen, talen opgehouden zijn en kennis afgedaan zal hebben. Met de komst van de Heer Jezus komt er een eind aan het onvolkomene en ook aan de gaven die dan niet meer nodig zijn.
Maar wat tot in eeuwigheid blijft bestaan zijn geloof, hoop en liefde. Déze drie gaven blijven eeuwig en de belangrijkste van die drie is de liefde. Ons onvolkomen kennen is meestal de oorzaak van veel schijnbaar onoplosbare problemen. Zolang eigenbelang zelfhandhaving etc. etc. ons parten spelen bij het zoeken naar een oplossing, worden de problemen alleen maar groter! Maar wanneer we erkennen dat onze onvolkomenheid de oorzaak is van ons falen om problemen op te lossen ondanks de ons geschonken gaven van de Geest, keren de kansen. Dan eerst kunnen wij een goed gebruik maken van de gaven van geloof, hoop en liefde, om te overwinnen. Wie gaven uitoefent op een ander fundament dan op 1Ko13, bouwt niet op de rots maar op zand. Wie geen vreemde is in eigen kerk of geloofsgemeenschap in ons landje met zijn vaak drassige bodem waarin meer zwerfstenen dan rotsbodem, heeft al heel wat ‘huizen’ zien instorten. Kennelijk waren ze niet op de rots gebouwd, en hun val was groot.
Ga naar: God en tsunamies Het kennen van Jezus