U bevindt zich hier: Geloofsopbouw
terug naar: Bijbelstudies
Algemeen:

Zoeken naar:

Neemt mijn juk op u

Neemt mijn juk op u

Het juk
Wanneer er in de Bijbel wordt gesproken over een juk, wordt daarmee een houten balk bedoeld, waarmee twee runderen aan elkaar worden verbonden. Aan dit juk wordt ook hetzij een wagen of een ploeg bevestigd die ze moeten trekken. Een juk verbindt dus altijd twee dieren met elkaar die vervolgens als een span een en hetzelfde doel dienen en een en dezelfde weg bewandelen. Dat kunnen twee runderen zijn of twee ezels. Maar niet een rund en een ezel. Dat zijn twee ongelijke grootheden die niet bij elkaar passen en dat heeft God verboden (Dt22:10). Dienovereenkomstig mag een gelovige geen ongelijk span vormen met een ongelovige (1Ko6:14). Het een past niet bij het ander en sluit het uit. Daarnaast wordt het woord 'juk' ook gebruikt als aanduiding voor een vlaktemaat: een juk land heeft de grootte van een stuk dat één span runderen in één dag kan bewerken (1Sm14:14).
Maar het woord komt in de Bijbel het meest in overdrachtelijke zin voor in de betekenis van een door eigen of een vreemde koning opgelegde dienst. Denk bijvoorbeeld aan de waarschuwing: 'Omdat gij de Here, uw God, niet met vreugde en blijdschap gediend hebt vanwege al uw overvloed, zult gij de vijanden, die de Here tegen u zal doen optrekken, dienen, onder honger en dorst, in naaktheid en met gebrek aan alles; Hij zal een ijzeren (figuurlijk: onverbreekbaar) juk op uw hals leggen' (Dt28:47,48). Het juk staat dus als symbool voor dienstbaarheid.

Jukdragers
In vroeger dagen had Jesaja over de Messias geprofeteerd: 'Gij hebt het volk vermenigvuldigd, zijn vreugde groot gemaakt; het verheugt zich voor uw aangezicht als met de vreugde bij de oogst, zoals men juicht bij het verdelen van de buit. Want het juk dat het drukte, en de stang op zijn schouder, de roede van zijn drijver, hebt Gij verbroken als op Midjansdag. Want elke schoen die dreunend stampt, en elke mantel, in bloed gewenteld, zal verbrand worden, een prooi van het vuur (Js9:2-4).
Maar wanneer we de beloofde Messias in Mt11 zijn strafrede horen uitspreken tegen zijn tijdgenoten, krijgen we sterk de indruk dat zijn missie op niets is uitgelopen. Hij was
alle steden en dorpen doorgegaan, had geleerd in hun synagogen, zieken genezen, was met ontferming bewogen omdat de mensen voortgejaagd en afgemat waren als scha-
pen die geen herder hebben. En desondanks kon Hij de massa, die onder het juk van de Romeinen, onder het juk van de wet en onder het juk dat hun was opgelegd door de farizeeën en schriftgeleerden, niet bevrijden, omdat ze Hem, hun Verlosser, verwierpen. Ze hebben beweerd dat Hij een boze geest had. Ze hebben Hem uitgemaakt voor een vraatzuchtig mens en een wijnzuiper, een vriend van tollenaars en zondaars. Hem blijft ten slotte niets over dan hen die Hem afwezen hetzelfde oordeel aan te kondigen. Wie niet van plan zijn zich van hun juk te laten bevrijden, zullen erdoor verpletterd worden.

Wijzen en verstandigen of kinderen
In Lk10 zegt de Heer tegen de discipelen die Hij uitgezonden had om te prediken en aan wie Hij macht gegeven had over de hele legermacht van de vijand, dat zij zich hierover niet moeten verheugen, maar dat ze blij moeten zijn omdat hun namen staan opgetekend in de hemel. Dat dit in ieder geval voor de Heer van het allergrootste gewicht is en een oorzaak van de grootste blijdschap, blijkt wel uit het het woord 'terzelfder tijd' dat er onmiddellijk op volgt, want met dit woord legt Hij de verbinding met zijn volgend gebed:
'Terzelfder tijd verblijdde Hij Zich door de Heilige Geest en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkees geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U.' In de hemelse heerlijkheid is er een boek waarin mijn hemelse Vader Zelf met een intens welbehagen mijn naam, letter voor letter spellend, heeft geschreven. Vergelijkbaar met de wijze waarop ik de namen van mijn kinderen bijgeschreven heb in het familieregister van onze huisbijbel. Hier ligt de oorsprong van mijn heil. En de Vader Zelf heeft het mij geopenbaard! Hierbij verbleekt alles wat wij mensen nog meer kunnen bedenken. Ik weet niets in Gods Woord te vinden dat hierboven uitgaat. En deze eenvoudige, maar alles overtreffende boodschap, dat Hij mijn naam in zijn boek heeft geschreven, kan slechts tot in het diepste van mijn hart doordringen, omdat de Zoon het mij wil openbaren.
Maar zo eenvoudig als het is om als kind je bron te ontdekken, zo eenvoudig is het ook het spoor bijster te raken als wijzen en verstandigen. Wat kunnen wij gemakkelijk afgetrokken worden van deze eenvoudigheid. Hoe licht kunnen we ertoe komen onze eigen wijsheid een belangrijke rol te laten spelen bij het onderzoek van Gods Woord en het vinden van een begaanbare weg voor het oplossen van onze persoonlijke en gemeentelijke problemen. Geen wonder dat we dan verkeerd uitkomen en onszelf en anderen veel moeiten en lasten bezorgen. Ik ben ervan overtuigd dat er ook vandaag de dag nog velen onder ons rondlopen met een juk dat niet het juk van Jezus, maar een zelfgekozen of een door anderen opgelegd juk is. Onenigheid onder Gods kinderen wijst altijd in de richting van een wijsheid die niet van boven komt, maar aards en zinnelijk is. Het wijst altijd op het gebukt gaan onder het juk van een 'vreemde overheerser' die in stand wordt gehouden door 'de wijzen en verstandigen'. De broeders en zusters in Galatië hadden zich er ook al toe laten verleiden het juk van de wet, waarvan Christus hen had bevrijd, weer op te pakken. Ze waren daarom bezig de strijd te verliezen, omdat ze de Geest bedroefden door aan hun natuurlijke begeerten, het vlees, ruimte te geven. Zodoende liepen zij het gevaar elkaar te bijten en op te eten.
Pas op! zegt Paulus, jullie verslinden elkaar nog wanneer je zo doorgaat.
Wanneer een dergelijke ontwikkeling zich doorzet, loopt die uiteindelijk uit op eenzelfde situatie als die Heer in Mt11 beschrijft van 'dit geslacht'. In hun ijver om God te dienen worden ze 'wijzen en verstandigen die feitelijk Gods Zoon verwerpen. Terwijl zij zich hadden kunnen verblijden in het feit dat hun namen in de hemel stonden geschreven, wordt hun nu het oordeel aangekondigd. Ook wanneer wij niet onze zelfopgelegde of door anderen opgelegde jukken afleggen, zullen we elkaar ten slotte 'verslinden'. Wij moeten er angstvallig voor zorgen 'kinderen' te blijven en te blijven bij wat de Zoon ons wil openbaren. En dat wat de Zoon ons openbaart, is niet alleen goed voor mij, maar is zonder onderscheid ook goed voor
alle kinderen van God, wier namen Hij in zijn boek heeft opgetekend. Dat betekent voor mij dat ik ze allen liefheb met de liefde van de Vader, maar het bete-
kent ook dat ik, zonder ook maar iets in mindering te doen op de broederliefde, enige argwaan koester tegen hen die de indruk geven 'wijzen en verstandigen' te zijn omdat ze alles al zo goed weten; de chirurgen die het gedrag en de opvattingen van hun mede-gelovigen op hun snijtafel ontleden en vervolgens het gifgehalte van hun leringen vaststellen met hun eigen balansje. Ze doen me denken aan 'de goudweger' van Salomon Koninck die in Boymans van Beuningen te Rotterdam hangt, wiens hele houding zich concentreert op het miniscule balansje in zijn rechterhand, zonder oog te hebben voor iets anders. Zijn hele leven bestaat uit niets anders dan wegen en nog eens wegen.

Het juk van Jezus
Als je het leven met al zijn moeite en leed niet meer aankunt, zegt de Heer: Kom dan maar bij Mij; Ik zal je rust geven. Die rust geeft Hij ons wanneer wij bij Hem neerknielend, ons aan Hem toevertrouwen. Hij verbreekt dan het slavenjuk van de satan en bevrijdt ons van het juk van de wet, de zonde en de dood, dat wij torsten. Of, zoals Jesaja het zei: Het juk dat het drukte en de stang op zijn schouder, de roede van zijn drijver, hebt u verbroken als op Midjansdag! (vgl.Ps83:10vv). Bevrijd van alle jukken kunnen we nu frank en vrij en vrolijk de Heer volgen.
Toch spreekt Hij over een nieuw juk: mijn juk. Maar dat juk legt Hij niet op onze schouders. Dat moeten
we zelf op onze schouders leggen, vrijwillig. Zoals Hijzelf ook vrijwillig het slavenjuk van de dienstbaarheid op Zich had genomen om het verzoeningswerk te volbrengen. En alhoewel de Vader onafgebroken met Hem was, moest Hij
dat juk toch alleen dragen. Welnu, dat is zijn juk. En nu nodigt Hij een ieder van ons uit dát juk, hetwelk zijn juk is, op te nemen, om samen met Hemzelf één span te vormen dat hetzelfde doel voor ogen heeft en dezelfde weg wil afleggen, met de belofte dat we op die weg niet alleen de rust zullen genieten die het gevolg is van het feit dat we door Christus' offerande vrede met God hebben gevonden, maar bovendien rust voor ons gemoed, onze ziel, zullen ervaren, onverschillig wát we onderweg ook zullen meemaken. We mogen nooit vergeten dat het dienen van God altijd gepaard gaat - en zal gaan -met pijn en lijden. Het juk van jezus op ons nemen betekent dat we bereid zijn niet voor onszelf te leven, maar God te dienen en alle consequenties, hoe ernstig ook, die daaruit voortvloeien, te aanvaarden. Wij zouden zeggen: dat is afschrikwekkend. Maar Christus zegt: 'Maak je geen zorgen. Onder mijn zachte en lichte juk vind je rust voor je ziel. En omdat we samen een span vormen, trek jij niet alleen de kar, nee, Ik loop naast je onder hetzelfde juk, en zal je bij elke stap onderwijs geven. Niet vanuit de hoogte op jou neerkijkend of met een verwijtende blik op je neerziend wanneer je een misstap maakt, maar met begrip, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Ik heb meer dan voldoende ervaring, want ik heb die weg al eens afgelegd en ken ieder gevaar en elke klip. Kom maar mee, je hoeft het niet alleen te doen, wij gaan immers met ons beiden.'

Hoe zoiets werkt?
Dominee Overduin vertelt erover in zijn boek Hemel en hel van Dachau. Een Capo van het concentratiekamp, die het op hem voorzien had, heeft hem dikwijls in elkaar getrapt en geslagen. Maar dan begon hij in gedachten te zingen:


Als ik, omringd door tegenspoed, bezwijken moet,
schenkt Gij mij 't leven.
Is 't dat mijn vijands gramschap brandt,
Uw rechterhand zal redding geven.
De Heer is zo getrouw als sterk,
Hij zal zijn werk aan mij volenden.
Verlaat niet wat Uw hand begon,
0 Levensbron, wil bijstand zenden.
Dit zingen had tot gevolg dat de Heer hem heel nabij kwam en de hemel in zijn hart neerdaalde. Het juk van de Heiland dat hij vrijwillig op zich had genomen, bleek hem rust te geven in de extreme omstandigheden van het concentratiekamp en bleek tevens zacht en licht te zijn.

00001170

Ga naar: Mijn huis moet vol worden Lukas 14 Netelige vragen