U bevindt zich hier: Geloofsopbouw
terug naar: Bijbelstudies
Algemeen:
S. STREUPER
Halfslachtigheid
In Lukas 7 :57-62 vinden we drie mensen die het besluit genomen hebben de Heer te volgen. De eerste popelt van verlangen om zijn leven te verbinden aan de Heiland, om te gaan en te staan waar Hij is.
De tweede wordt door de Heer Zelf uitgenodigd en verklaart zich dadelijk bereid de invitatie te aanvaarden zodra hij zijn vader begraven heeft.De derde kandidaat, blij dat de gelegenheid zich voordoet, meldt zich ook als volgeling en geeft te kennen dat hij onmiddellijk in dienst zal treden zodra hij afscheid heeft genomen van allen die in zijn huis zijn.
Drie mensen, die zich een doel gesteld hebben.
Drie mensen, die schijnbaar zeer beslist hun leven volledig in dienst van de Heer willen stellen.
Drie mensen die in Hem geloven en dit wensen te tonen door een daad te stellen.Twee van hen moeten nog eerst even een paar prive-aangelegenheden regelen om de banden met het verleden te breken, en dan zijn ze klaar. Gereed om de Meester te volgen.Tenminste ... dat denken ze bij zichzelf.
Van geen van hen lezen we dat hij zichzelf verloochent, zijn kruis opneemt en de Heer volgt!
“Ik zal U volgen" zo zegt nummer een, „waar Gij ook heengaat".
Door dik en dun, onverschillig waar.
Waar Gij zijt wil ook ik zijn.
Ik zal U volgen.Wat een enthousiasme! Een laaiend vuur brandt in zijn binnenste, maar als de Heer hem laat weten, dat Hij hem alleen maar de zekerheid kan geven dat de vossen en de vogels meer comfort hebben, dan Hij hem kan aanbieden, dan dooft het vuur, het enthousiasme gaat op een laag pitje branden, en alles gaat ten slotte uit als een nachtkaars. Hij gedraagt zich als iemand die lichtvaardig een besluit neemt, gedreven door een opwelling van het ogenblik. Hij heeft maar een oppervlakkige kennis van de persoon aan wie hij zich wil verbinden. Hij realiseert zich evenmin, dat de prijs die verbonden is aan het volgen van de Heer, zo hoog is. Wanneer zijn kennen van de Heer op een hoger peil had gestaan, zou hij hebben geweten, dat de kosten van het volgen van de Heer ruimschoots vergoed zouden worden in de overvloed van rijkdom, die dan zijn deel zou zijn.
Het antwoord van de Heer geeft ons de sleutel om vrijwel met zekerheid te kunnen vaststellen, dat zijn berekening betreffende eventuele voordelen die hij zou genieten als discipel van de Meester een volslagen misrekening is.
De tweede man van dit trio ontvangt een persoonlijke uitnodiging.
We kunnen, ook al weer op grond van het antwoord dat de Heer geeft, deze man het best karakteriseren met de naam „de man van het uitstel".
De uitnodiging komt voor hem vrij onverwacht. Het antwoord is geen „neen", maar toch ook niet helemaal ja". Het feit dat zijn wader nog be-graven moet worden, is voor hem een aanleiding om de beslissing uit te stellen. Hij moet eerst nog een belangrijke en tevens zo'n treurige plicht gaan vervullen. In wezen echter geeft hij de doden voorrang boven de levenden. Zijn roeping door de Heer stelt hij ondergeschikt aan aardse nor-men en bezigheden.
Ten slotte willen we, ook al weer vanuit het antwoord van de Heer, de schijnwerper op nummer drie richten. Het is een ,achteromkijker". Iemand die graag vol energie de hand aan de ploeg wil slaan, maar die begeerte nooit zal omzetten in daden, omdat hij steeds omziet naar dat waaraan hij zo gehecht is. Hij heeft het verlangen zich volkomen aan zijn ideaal te wijden, maar het heden wil hij toch ook niet graag missen. Hij wil alles doen om de Meester volledig toe te behoren, en niets nalaten om wat hem nu behoort te behouden. Hij wil de Heer winnen, maar zichzelf niet verliezen. Het gevolg is dat hij meent een keus gemaakt te hebben, maar in werkelijkheid beslist hij niets. Hij bedriegt zichzelf. Hij zoekt een compromis, een middenweg en vergeet dat niemand twee heren kan dienen.
Oppervlakkig beschouwd, schijnen zijn woorden: „Ik zal U volgen, maar sta mij toe eerst afscheid te nemen van hen die in mijn huis zijn" alleszins aanvaardbaar, zijn motieven zuiver, het voorstel redelijk, en zijn voornemen zeer beslist. Wezenlijk ontbreekt echter elk element van onvoorwaardelijke overgave aan de Heer, want niet Hij komt op de eerste plaats, maar zij die in zijn huis zijn. Zijn eerste zorg richt zich tot het eigene en het volgen van de Heer is van later zorg. „Vandaag" is voor hemzelf en zijn huisgenoten, en ,morgen" komt de Heer aan de beurt. Over het „heden" wil hij toch maar liever zelf beslissen, en zo iemand is ten enenmale onbekwaam voor de dienst. De Heer veegt met een woord alle illusies van de baan: ,ongeschikt voor het koninkrijk Gods".
Misschien zal bij alle drie, naast andere factoren, ook de hoogmoed een rol gespeeld hebben. Mogelijk hebben ze gedroomd van een, zo niet de eerste, dan toch wel een aanzienlijke plaats in het koninkrijk Gods. Visioenen hebben ze gehad van eer en aanzien en bewonderd te worden als de werkers van het eerste uur, als straks de Koning der koningen zou schitteren in zijn heerlijkheid en glorie.
Op grond van de summiere gegevens die Lukas ons verstrekt over dit drietal, zouden we nog tal van andere beschuldigende conclusies kunnen trekken zonder al te veel gevaar te lopen, hun ongerijmde dingen toe te schrijven! Maar we willen nu niet Langer op deze gestrande idealisten, maar op ons zelf de aandacht richten.
Als we een blik in eigen hart en Leven slaan
Als we alle vroeger gemaakte plannen en voornemens inventariseren, —Als we trachten uit te zoeken welke drijfveren er aan ten grondslag lagen, Als we een resultatenoverzicht maken van alle geplande aktiviteiten, dan zullen we vaak tot de ontstellende ontdekking komen dat we zonder het zelf te willen keurig in de mast lopen met het trio uit Lukas 9.
SAMENVATTING
Achtereenvolgens vonden we in dit gedeelte drie kenmerken:
I. misrekening door gebrek aan inzicht
2. de uitstel-mentaliteit
3. de compromis-gedachte.
Deze drie kenmerken zijn karakteristiek voor vele christenen van deze tijd. Als we deze drie bij elkaar optellen, dan is de uitkomst: „halfslachtigheid". Halfslachtigheid is een kind van het gevoel en het verstand. We zullen ons alleen kunnen ontworstelen aan de greep van halfslachtigheid, indien ons geloof overheerst, en de stem van ons hart onze halfslachtigheid overstemt.
00001189
Ga naar: Grote blijdschap Heeft God mensen voorbestemd tot onheil