Hoe dikwijls hebben we elkaar al aangemoedigd elkaar aan te nemen! Maar hebben we onszelf ook ingespannen het waar te maken? Het staat dan toch maar in de Bijbel: aanvaardt elkaar zoals Christus ons aanvaard heeft tot heerlijkheid van God.
De christenen in Rome hadden het er te kwaad mee. Dat was trouwens geen wonder, want er was veel discussie over allerlei onderwerpen, in verband met hun opvattingen over wat wel en wat niet gepast was. Het leek alsof alle in het verleden geleerde waarheden, waarden en normen op de helling moesten. En dat deed verschrikkelijk veel pijn. Dat is voor ons natuurlijk heel herkenbaar. Maar herkennen we ook zo gemakkelijk het recept dat ons radicaal van deze kwaal kan verlossen? Paulus zegt klip en klaar wat ze moeten doen. Elkaar aannemen, net zoals Christus hen aangenomen heeft en dat is precies wat God van hen vraagt. Wanneer ze elkaar op een andere manier zouden aanvaarden dan Christus hen aangenomen heeft, zouden zij God ongehoorzaam zijn. Daarvan moeten zij (en wij) rekenschap afleggen voor de rechterstoel van God.
Er waren nogal diepgaande geschilpunten tussen de christenen uit de joden en die uit de volken. Kwesties waarmee ze dagelijks te maken hadden. Over wat je niet mag eten en aan welke speciale dagen je je moet houden. Dat raakt het leven van elke dag. Voor een groot deel eigenlijk dezelfde problemen als die werden besproken in de vergadering van de apostelen en de oudsten in Jeruzalem (Hd15). Maar in principe ook net zulke vraagstukken als waarmee wij vandaag de dag worstelen. Het is veelzeggend dat Paulus hier een advies geeft waarin niets meer terug te vinden is van de aanbevelingen van het zogenaamde apostelconvent. Moet
dit probleem in Rome soms anders worden aangepakt dan destijds in Jeruzalem? Waarom hier niet dezelfde oplossing als toen? En hoe moeten wij vandaag in de Bijbel het antwoord vinden op onze vraagstukken?
Het zou wel eens veel eenvoudiger kunnen zijn dan wij veronderstellen. ’Aanvaardt elkander, zoals ook Christus ons aanvaard heeft tot heerlijkheid van God (Rm15:7). Natuurlijk zijn er mensen die het daar moeilijk mee hebben. Dat zijn mensen, zegt de apostel, die geneigd zijn zichzelf te behagen. Maar zo was Christus, Die ons voorbeeld is, niet. Hij heeft Zichzelf niet behaagd, en uit de Schriften kunnen wij volharding leren, en vertroosting, moed en hoop putten, wanneer we zijn voetstappen willen volgen. Daarom bad Paulus voor de Romeinen: ‘Moge nu de God van de volharding en de vertroosting u geven onderling eensgezind te zijn in overeenstemming met Christus Jezus, opdat u eendrachtig, uit een mond, de God en Vader van onze Heer Jezus Christus verheerlijkt. Daarom, neemt elkaar aan, zoals ook Christus u heeft aangenomen tot heerlijkheid van God. Het gaat dus niet om de vraag of wij het er wel of niet moeilijk mee hebben, maar of we in overeenstemming willen zijn met Christus Jezus om God te
verheerlijken, in plaats onszelf te behagen.
Als uit één mond.
Paulus’ gebed en opdracht geldt voor allen die door de Heer Jezus Christus zijn aangenomen. Anders gezegd: het geldt allen die Christus liefhebben om dezelfde reden waarom wij Hem liefhebben, namelijk omdat Hij de Zoon van God is, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Of, om het met David te zeggen: ‘Ik ben een metgezel van allen die de Here vrezen’. Allen die tot dat gezelschap behoren, zijn door God geroepen tot de gemeenschap van zijn Zoon Jezus Christus (1Ko1:9). Het is zo wijd als het adres van de Brief aan de Korinthiërs ‘Aan de gemeente van God die in Korinthe is, aan de geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen, in elke plaats, die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen,
zowel hun als onze Heer’.
Inderdaad een ruime kring. Een kring waarin geen plaats is voor scheidsmuren tussen gelovigen. Noch plaatselijk, noch wereldwijd. Er is geen sprake van dat de Bijbel de door geloofsgemeenschappen getrokken grenzen erkent; Dat geldt, om een paar te noemen, voor rooms katholieken, oosters-orthodoxen, russisch orthodoxen, anglicanen, koptische christenen, gereformeerden, hervormden, evangelischen etc. etc.. Het is ondoenlijk alle verschillen in cultuur, opvattingen over de Bijbel, de erediensten en de invulling van de leer in het dagelijkse leven te inventariseren, laat staan er eenheid in aan te brengen. Maar dat is onze opdracht ook niet. Onze opdracht luidt: ‘ Neemt elkaar aan, zoals ook Christus u heeft aangenomen tot heerlijkheid van God.’
Elkaar aannemen zoals Christus ons heeft aangenomen betekent veel meer dan toegeven dat ‘de anderen’ ook kinderen van God zijn. Ook al verdragen onze wederzijdse opvattingen elkaar slecht en soms helemaal niet, onze medechristenen hebben er recht op door ons voor vol te worden aangezien en als zodanig bejegend te worden. Zij zijn niet in mindere mate door God geliefd dan wij. Zij zijn geroepen tot dezelfde gemeenschap en vieren hetzelfde avondmaal etende van hetzelfde brood en drinkende van dezelfde wijn. Daartoe uitgenodigd door dezelfde Verlosser die gezegd heeft: Drinkt allen daaruit.
Verschil van cultuur, opvattingen etc., mogen geen negatieve invloed hebben op het gebod van Christus dat we elkaar lief moeten hebben . De eis luidt dat we hen allen lief moeten hebben zoals Christus ons heeft liefgehad. Met zo’n concreet gebod valt niet te schipperen. Er is niets mis mee blij en dankbaar te zijn voor de opgedane kennis en uitleg van de Bijbel. Maar wanneer dat resulteert in het veroordelen van hen die een andere uitleg aanhangen, keurt Gods Woord dat radikaal af. Wij zijn niet geroepen om te beslissen over twijfelachtige vragen, maar om elkaar te aanvaarden (Rm14:1). We zullen moeten leren waar het op aan komt en ons moeten afvragen of er niet een bepaalde Bijbelse volgorde aangehouden moet worden om onze gevoelens van afwijzing te beheersen en er toe te komen het gebod van de Heer en de oproep van de apostel werkelijk serieus te nemen. Het is Gods wil dat Christus in alle dingen de eerste plaats inneemt. Dus: eerst Christus! En wanneer Christus werkelijk nummer Één is, komen op de tweede plaats vervolgens allen, zonder onderscheid, die de Here Jezus Christus liefhebben (ikzelf incluis). En op de derde (ondergeschikte) plaats komen onze opvattingen. Die hoeven we niet prijs te geven, nee, we mogen ze best koesteren en met anderen delen om elkaar ermee te dienen en van elkaar te leren. Wie van deze volgorde afwijkt heeft een probleem. Erger nog: wie zijn bijbeluitleg boven het gebod van de Heer stelt, behaagt zichzelf, is God ongehoorzaam en veroorzaakt probleem op probleem.
Waar en wanneer beginnen?
Heeft het nog wel zin om na tweeduizend verdeeld christendom je in te zetten voor Gods plan dat alle christenen als uit één mond God zouden verheerlijken? Wis en waarachtig: Ja! Zelfs wanneer we wisten dat Christus overmorgen terug komt.
De trouwe Bodelezers hebben het hier veel vaker gelezen dat we geen eenheid hoeven te maken, want die is er al. Alle, door cultuur en kerkvorm verschillende christenen, zijn tot bekering geleid door het werk van één en dezelfde Geest. Dat wij er in 2000 jaar tot nu toe nog niet in geslaagd zijn die eenheid zichtbaar te maken is nog geen reden om de oproep van Paulus aan de Efeziërs, de eenheid te bewaren in de band van de vrede, maar naast ons neer te leggen. We moeten niet de gaven die de Heer ons gaf verprutsen aan onze eigen sectarische aspiraties. Ook de Efeziërs liepen het gevaar dat te doen. Vandaar deze vermaning. Wat dat betreft was het in Efeze weinig beter dan in Korinthe. Daar moest Paulus vermanen: jullie moeten allemaal hetzelfde spreken opdat er onder u geen scheuringen zijn, maar dat u vast aaneengesloten bent één van denken en één van bedoeling (1Ko1:10). De vermaningen en bedoelingen van Paulus zijn in alle brieven eensluidend.
Maar waarom is er intern dan zoveel verschil van denken en doen? Zou de oorzaak daarvan niet gezocht moeten worden in onze hardnekkige pogingen onszelf te handhaven ten koste van de opdracht: Neem elkaar aan? Het is alleen te realiseren wanneer een ieder van ons in overeenstemming met Christus is, Die niet zichzelf zocht te behagen maar de wil van God wilde volbrengen.
Zowel in de brief aan de Romeinen (hfst.12) als in de brief aan Efeze (hfst.3) als in de 1e Korinthe brief (hfst.12) spreekt Paulus over de gaven die God aan de gemeente heeft gegeven. Maar wanneer wij die gaven niet erkennen, ontduiken wij ook de opdracht ‘Neem elkaar aan’.
En is dat niet één van onze grootste struikelblokken?
In alle drie de brieven vinden we vermaningen aan de broeders. Allemaal van dezelfde strekking. Die uit Ro12 citeer ik hier. ‘Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik aan ieder die onder u is, dat hij van zichzelf niet hoger moet denken dan het behoort, maar dat hij bescheiden moet denken, zoals God aan ieder een maat van geloof heeft toebedeeld’. God geeft en Hij deelt uit!
Plastisch gezegd: Wanneer u zich een te grote broek hebt aangemeten, moet u die gauw omruilen voor die die God u heeft toebedeeld.
Dat kun je vandaag nog doen. Je zult verbaasd staan van de positieve veranderingen in je eigen huis, vervolgens in je geloofsgemeenschap en daarna bij alle huisgenoten van het geloof.