Een plaats van vernachten
Of wij ’s nachts al tranen wenen, als de morgen is verschenen, zijn zij parelsinn het licit
van des Heilands aangezicht.
Leer ons, Vader, U verbeiden, volgen, waar U ons wilt Leiden, steunen op uw trouw en macht, psalmen zingen in de nacht.
De ‘nacht’ heeft in de Schrift vaak een negatieve betekenis. Het is dan een periode van geestelijke duisternis in het leven van een gelovige. Zulke duis¬ternis kan het gevolg zijn van eigen falen, maar het kan ook een duisternis zijn waarin je gedompeld wordt door wat anderen je aandoen, en dat bete¬kent uiteindelijk: door wat de Heer Zelf aan beproeving in je leven toelaat (vgl. Ps.17:3). Ik denk daarbij aan enke¬le plaatsen in de Psalmen die een bij¬zondere troost voor mij zijn, en dan vooral 91:1: ‘Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen.’
De nacht kan donker en gevaarlijk zijn, een tijd van angst en slapeloosheid, van bange dromen. Het kleine kind dat niet slapen kan of naar gedroomd heeft, staart angstig in de duisternis en vlucht ineens naar de slaapkamer van de ouders om bescherming te zoeken. Er is ook voor de gelovige zo’n veilige plaats: de schuilplaats van de Allerhoogste, dat is de ‘schaduw’ van de Almachtige. Dat wit zeggen: de schaduw van zijn vleugelen, want vs.4 zegt: ‘onder zijn vleugelen vindt gij een toeviucht.’Daar voelt de gelovige zich als het kuikentje, dat veilig onder de vleugels van zijn moeder (vgl. Luk.13:34) de donkere nacht door¬brengt. Daar vindt hij bescherming (Ps.17:8; 57:2), daar genet hij Gods goedheid (36:8) en kan hij jubelen (63:8).
Zo wordt de bange nacht juist een periode van diepe geloofsondervin¬ding: ‘… zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren’ (16:7). ‘Des nachts gedenk ik uw naam, o Here, en onder¬houd ik uw wet’ (119:55). Als de Here met mij is, ‘is de nacht een licht om mij heen… de nacht licht als de dag’ (139:11v.). Dan kan de eenzame, som¬bere nacht zelfs een tijd van aanbid¬ding worden: ‘Het is goed de Here te ]oven… in de morgenstond uw goeder-tierenheid te verkondigen, en uw trouw in de nachten’ (92:2v.). ‘Komt, prijst de Here, alle gij knechten des Heren, die des nachts in het huis des Heren staat’ (134:1).
Beste lezer, laten deze woorden van de psalmdichter u tot troost mogen zijn als u juist op dit moment een donkere periode in uw leven doormaakt. Mag het u vergaan als de Heer Zelf, tot Wie in diezelfde Ps.91 gezegd wordt: ‘De Allerhoogste hebt gij tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen’ (vs. 9v.), en van Wie God zegt: ‘Omdat hij Mij zeer bemint, zal Ik hem bevrijden; Ik zal hem beschutten, omdat hij mijn naam kent’ (vs.14).