Bert Streuper
Pa, soms schaam ik mij er een beetje voor dat ik een christen ben. Er schijnen namelijk christenen te zijn in de USA die anderen oproepen om God te danken voor de beving, omdat deze een straf voor de Zweden zou zijn. Naar aanleiding van de verschrikkelijke zeebeving, laait de discussie weer op over een liefdevol, almachtig en rechtvaardig God enerzijds, en (natuur)rampen anderzijds. Men vraagt zich af: waar was God tijdens de Tsunami? Het debat over Gods raadselachtig handelen in de wereld, is niet opgehouden bij Job en zijn vrienden. Het is nog steeds in volle gang. Ik wil eerst nadenken, tot tien tellen, voor ik hier iets over deze dingen zeg en schrijf. Het gaat niet over niks! Voor je het in de gaten hebt zit je – bij wijze van spreken – op de troon van God. Bij debatten over dit onderwerp moet ik bijna altijd denken aan een verhaal dat ik jaren geleden in een plaatselijk krant las. Het ging ongeveer zo:
Ergens in het oosten woonde een steenrijke sjeik. Hij had het beste voor met de mensen uit zijn land. Middenin de woestijn liet hij een groot hotel bouwen. Het was een zeer nobele actie en een functioneel plan van de rijke man. Want de woestijn was zo groot, dat je deze onmogelijk in een dag kon oversteken. Overnachten in de woestijn was eigenlijk geen optie. Overdag was het er gloeiend heet en ‘s nachts was het vreselijk koud en erg gevaarlijk. De oliemagnaat had kosten nog moeite bespaart om er een uitstekend hotel te laten neerzetten. Zeer lux, alles er op en er aan! En iedereen die op doorreis was mocht er gebruik van maken. Gratis! Er was maar een voorwaarde verbonden aan het gebruik van het logement: alles moest na een overnachting netjes achtergelaten worden. Dat moest je zelf doen. Jarenlang ging dat goed. Iedereen prees de goede sjeik!
Maar op een dag kwamen er een stel onverlaten die dat ene gebod van de sjeik aan hun laars lapten. Ze maakten hun bedden niet op, trokken het toilet niet door, ruimden de ontbijttafel niet op en wasten de gebruikte borden, bekers en tafelbestek niet af. En binnen enkele maanden was het gloednieuwe en peperdure hotel verworden tot een grote smeerboel. Het stonk er en het krioelde daarbinnen van het ongedierte. Niemand wilde er nog slapen. Al kregen ze geld toe! Iedereen liep met een grote boog om het hotel. Velen zeiden: hoe kan die sjeik nu zoiets afgrijselijks creëren!? Had hij niet wat anders kunnen bedenken? Was er geen beter plan geweest? Waarom breekt hij de boel niet weer af? De oliesjeik kreeg de schuld!
God schiep de hemel en de aarde; mooie bomen, gras, bloemen, vers water en een schone lucht. Toen maakte God mensen en plaatste hen in een prachtige hof. Overal mochten ze gebruik van maken. Gratis! Er was maar een regel aan verbonden: niet eten van die ene boom. Maar op een dag overtraden zij deze ene regel. Vanaf toen kwam de mens van God los en ging het bergafwaarts met de schepping van God…
…en toen kwam er een zware zeebeving…
Simon Streuper
Dat schaamtegevoel kan ik meevoelen, Bert. Het is afschuwelijk hoe wij christenen, de heilige God te kijk kunnen zetten. Halen we met zulke oordelen niet Gods oordeel over onszelf? Het blijkt moeilijk te zijn jezelf af te vragen, waarom Zuid Azië wel en deze Amerikanen niet. Of, om dichtbij huis te blijven: waarom niet hier en daar wel? Neem nou Nederland. Hebben wij beter verdiend? Is Nederland niet – om bij onszelf te beginnen – de bakermat van kerkscheuringen, van abortus, euthanasie en homohuwelijken?
Hebben wij ons niet zodanig gedragen dat het een wonder is dat niet wij maar zíj zijn getroffen? Ik ken maar één antwoord op deze vraag, het antwoord van Jeremia: ‘Het zijn de gunstbewijzen des Heren dat wij niet omgekomen zijn, want zijn barmhartigheden houden niet op (Kl. 3:22).’ Iedere ramp is een herinnering aan het komende gericht. Mensen vragen zich af of God rechtvaardig is. Maar God gaf Job al eens antwoord. Vanaf Job 4 tot hfdst.32 voert Job met zijn drie vrienden een heftige discussie over Gods doen en laten en Jobs rampen. Eerst in hoofdstuk 31 zijn ze uitgepraat…eindelijk, ’t werd tijd, want alles wat ze tot dan toe te berde hadden gebracht, hoort, volgens God, thuis in de categorie: woorden zonder verstand. Al die indrukwekkende gedachtewisselingen van a tot z: prachtige retoriek, maar daarmee is alles gezegd!
Elihu (niet één van de drie, maar iemand die alles gehoord heeft en het woord neemt nu de anderen zwijgen) was boos geworden omdat Jobs vrienden geen antwoord op zijn vragen konden geven en hem nochtans beschuldigden, maar ook omdat Job zich tegenover God rechtvaardig waande. Hij vaart uit tegen alle vier. Zijn boodschap is helder: de Schepper heerst over alle krachten in zijn schepping. Hij gebiedt haar zijn wil te volbrengen, hetzij tot een roede voor zijn aarde, hetzij tot goedertierenheid, Hij doet het zijn doel vinden (37:13). Elihu’s boodschap is eigenlijk al samengevat in de alleszeggende betekenis van zijn naam: God is Hij! En, zo onderwijst hij : God is groot, en wij begrijpen Hem niet. Zelfs tot drie keer toe in soortgelijke bewoordingen. ‘De Almachtige, die wij niet begrijpen, is groot van kracht…daarom vrezen de mensen Hem, maar geen der eigenwijzen ziet Hij aan (37:23,24) Daarmee moeten ook wij het doen. God vraagt geen begrip maar geloof. Na Elihu antwoordt God Job uit een storm met een aantal vragen. Het klinkt als een loeiende orkaan: ‘wie ben jij, Job?’ en.. ‘Waar was jij, Job (Jb.38)? Wil de bediller, de aanklager twisten met de Almachtige, vertel Mij eens?’ Job krimpt ineen en legt zijn hand op de mond: ‘éénmaal heb ik gesproken, maar ik doe het niet meer.’ Nóg gaat God door, het klinkt nu als het brullen van een tsunami: wil jij, Job, mijn recht teniet doen, Mij in het ongelijk stellen om zelf gelijk te hebben? Eindelijk begint Job gezonde woorden, en recht van God te spreken: ‘ik verkondigde zonder inzicht dingen, mij te wonderbaar en die ik niet begreep. Daarom herroep ik en doe boete in stof en as.’
Na deze belijdenis stelt God Job aan als priester-bemiddelaar om voor zijn beschuldigers te offeren en te bidden Pas na zijn gebed voor zijn aanklagers wordt Job gezegend met het dubbele van zijn eerder bezit.
Ennuhh … bidden is hééél iets anders dan veroordelen. Wat een verschil!