KINDERLIJK GELOOF
Bert Streuper
Als kleine jongen bad ik voor mooi weer wanneer we een schoolreisje hadden. En wanneer u ziek was, pa, dan vroeg ik God om genezing. Ook herinner ik mij dat ik heb gebeden of God mijn duiven weer naar hun eigen hok zou willen laten vliegen toen mijn gevleugelde vrienden — tot groot verdriet van mij — waren weggevlogen. En wanneer het onweerde, dan vroeg ik in mijn gebed of God het onweer wilde laten ophouden. Ik had een rotsvast vertrouwen in God. Hij kon alles! En ik was er helemaal mee vertrouwd dat God mijn wensen honoreerde.
Op een dag kwam ik erachter dat God lang niet al mijn gebeden verhoorde. Ik raakte teleurgesteld in Hem en begon te twijfelen aan mijn geloof. Ik weet niet meer hoe lang die periode heeft geduurd, waarschijnlijk jarenlang. Wat ouder geworden kwam ik erachter dat
ik de wil van God moet zien te ontdekken om dan te kunnen bidden in overeenstemming met zijn wil. Zoals een trein alleen maar gehoorzaamt aan de machinist wanneer de trein op de rails staat, verhoort God alleen onze gebeden wanneer we op zijn weg staan. Zo merkte ik dat
ik in mijn gebeden soms dingen vroeg die niet goed voor mij waren; ik was niet meer op de ‘rails’ van God. Daarnaast ging ik inzien dat God niet al mijn wensen vervult, maar wel al zijn beloften. Ik noemde die ontwikkeling ‘geestelijke groei’, en daar had ik niet helemaal ongelijk in. Maar met deze ontwikkeling raakte ik tegelijk deels iets anders kwijt…
Laatst kwam uw oudste kleinzoon met een `onzin’ -verhaal thuis, verweven met een wijze les. Iemand kwam bij de hemelpoort aan en werd verwelkomd door Petrus. De apostel leidde de man door enkele prachtige hemelvertrekken. `Daar mag je niet komen,’ zei Petrus, en wees op een grote witte deur. Maar toen Petrus hem na een tijdje weer alleen liet, kon de man zich niet bedwingen en ging het verboden vertrek binnen. In een enorm grote zaal stonden ellenlange stellingen met grote witte dozen op de planken. Op elke doos stond een naam. Na lang zoeken vond de man ook zijn eigen naam op een van de dozen. Met trillende handen nam hij de witte doos van de stelling en opende de deksel. Met groeiende verbazing bekeek hij de schatten in de doos. Toen voelde de man een hand op zijn schouder. Hij schrok. Petrus keek hem aan en zei: `Dit had God je allemaal willen geven toen je nog op de aarde was.’ Na enige aarzeling zei de man: `Maar waarom heb ik het dan toen niet gekregen?’ Petrus zei: `Omdat je er nooit om hebt gevraagd’
Ik moet weer leren toe te passen wat ik een beetje ben kwijtgeraakt: vragen en kinderlijk geloven! Denkt u ook, pa, dat God wellicht nog veel meer voor ons in de ‘grote witte doos’ heeft klaarliggen, maar dat we het (nog) niet krijgen omdat we er niet om vragen? n
Volwassen geloof
Simon Streuper
In Ps81 nodigt God het volk uit om hun mond wijd open te doen, met de belofte dat Hij hem zal vullen, maar we vernemen dat ze niets krijgen. God zou hen gespijzigd hebben met het vette der tarwe en hen verzadigd hebben met honig uit de rots wanneer ze naar Hem geluisterd hadden en niet onwillig waren geweest. Dat `onzin’-verhaal is om de drommel geen onzin. Het zat allemaal in de witte doos, maar het ging hun neus voorbij. En dat kan ons ook overkomen. Niet alleen persoonlijk maar ook als gemeente van God. Denk alleen maar eens aan de gaven die de Heer gegeven heeft om de gemeente op te bouwen. Het lijkt wel of er meer om gestreden wordt dan om gebeden. Waarom? Omdat sommigen er niet aan willen. Ze zijn gevangen in vooroordelen en bedenkingen van allerlei snit, ofschoon verhuld in vrome bijbelgetrouw aandoende uitleggingen. Daarbij wanen zij zich in de lijn van bijbels denken, maar desondanks: gevangen in hun eigen uitleg: ‘het is niet voor ons’, of iets van dien aard. En wanneer je ‘nee’ tegen God zegt, krijg je natuurlijk ook `nee!’ .Zij geloven wel dat God de macht heeft, al onze gebeden te verhoren, en de bergen in de zee kan werpen, maar hun geloofsvisie legt God aan banden, omdat zijzelf ten diepste de grenzen van gebedsverhoring hebben bepaald in plaats van God op zijn Woord te geloven. Hoe je het ook bekijkt, dat is kwalijk bidden, omdat een dergelijke houding onze verwachtingen onderuithaalt. Is dat niet nog erger dan twijfelen? Wanneer God dan de maatstaf`u geschiede naar uw geloof’ hanteert, legt Hij wat Hij ons wilde geven in ‘de witte doos’. Dit geldt voor alle gebedsonderwerpen. Misschien is dit wel de belangrijkste oorzaak van onverhoorde gebeden. Maar er is vaak
veel meer aan de hand.
Waar het in wezen om gaat, heb je zelf al gezegd: als kind had je een rotsvast vertrouwen in God. We moeten weer worden als kinderen die een rotsvast vertrouwen in onze Vader hebben. Maar Hem dan ook in alles vertrouwen, ook alle dagelijkse dingen, de meest onbeduidende, bijvoorbeeld de weggevlogen duiven, maar ook de dingen die je hele bestaan op de kop kunnen zetten en te niet kunnen doen.Voor onze Vader is niets te groot, maar ook niets te klein. Het verlies van een kind of echtgenoot en het zoekraken van een bril.
Ons vertrouwen moet groeien. Anders gezegd, Christus moet in ons groeien en wijzelf moeten minder worden. Hoe minder van onszelf, des te meer van Christus. Je kunt ook zeggen dat we meer van de Geest nodig hebben, maar dat gaat noodzakelijkerwijs altijd samen met minder
van onszelf, minder van het vlees. Dus: ruimte maken voor de Geest. Dat betekent: wandelen
met God en als gevolg daarvan Gods gedachten en wil voor jouw leven leren verstaan. En vanuit die verborgen omgang met de Vader bidden zonder te twijfelen, en in het geloof bergen verzetten.
Bert, ik strek me (evenals Paulus) ernaar uit opdat ik het mocht grijpen. n