DE BLIJDSCHAP VAN GOD
Simon Streuper
Zou het kunnen dat Gods blijdschap haar oorsprong vindt in de gunstbewijzen die Hij ons mensen bewijst? In ieder geval lijkt God erop uit te zijn om het leven van zijn volk, of dat nu Israël of de gemeente is, te verrijken met feesten. Feesten die Hij ingesteld heeft omdat Hij uiting wil geven aan zijn blijdschap en vreugde vanwege het feit dat mensen zijn gaven op prijs stellen en daar gelukkig en blij mee zijn. Het zijn in de eerste plaats feesten van de Heer. Hij richt tig feesten aan en rijgt ze het hele jaar door als een parelsnoer aaneen. We kijken na het ene feest weer vol verwachting naar het andere uit. Wij zijn niet maar slechts gasten, maar uitdrukkelijk felbegeerde genodigden. Zonder ons gaat het feest niet door. God vindt voor Zichzelf onze verlossing een feest waard. Het gaat om de feesten van de Heer (Hs9:5). Meer dan voldoende reden voor zijn volk om zonder ophouden te zingen van de gunstbewijzen van de Heer (Ps89:1). Is Hij niet de God van mijn jubelende vreugde (Ps43:4)?
Het Griekse woord dat met genade is vertaald, hangt samen met een ander woord dat vreugde, blijdschap betekent. Genade bereidt vreugde aan anderen en maakt de gever en de ontvanger blij. De bron van alle genade is God. Daarom ook is God de bron van alle blijdschap. Blijdschap los van God genoten, mist de aansluiting op deze Goddelijke bron. Het is de magere, ontroomde blijdschap waarnaar de oudste zoon uit Lk15 verlangde: een feestje met zijn eigen vrienden, maar zonder zijn eigen vader erbij. Helaas kende hij het hart van de Vader niet. Nee, dan kies ik liever voor de uitnodiging van de Vader “haal het gemeste kalf, slacht het en laten wij vrolijk zijn.”
Het welbehagen van Gods wil is, dat wij zullen delen in zijn blijdschap. Een leven buiten zijn blijdschap is troosteloos en krachteloos; immers, de vreugde des Heren is onze toevlucht (Nh8:11)!
En de Vader wéét dat. Daarom blijft Hij trekken aan z’n oudste zoon: wij moesten feest vieren en vrolijk zijn! God houdt van feesten en het aanrichten van maaltijden, omdat Hij zijn blijdschap wil delen met de gasten. Laten Wij een feestmaal hebben. Op hetzelfde moment dat de vader een toast uitbracht op de terugkeer van zijn zoon, begonnen zij feest te vieren. Een feest dat begon toen de vader zijn zoon aan zijn hart drukte, maar nooit geëindigd is.
Wanneer je de Bijbel leest, kun je niet om de conclusie heen dat er voor God geen grotere vreugde bestaat dan maaltijd te houden met Zijn gunstgenoten.
DE GOD VAN BLIJDSCHAP
De woorden ‘Een feest dat begon toen de vader zijn zoon aan zijn hart drukte, maar nooit geëindigd is’ blijven in mijn gedachten hangen.Veel te vaak merk ik bij mijzelf (ik vermoed het soms ook bij anderen) dat er wel blijdschap is, maar dat die blijmoedigheid verdwijnt als sneeuw voor de zon bij soms de geringste tegenslag. Zoals gezegd: blijdschap – los van God genoten – mist de aansluiting op de Goddelijke bron. Die blijdschap is vluchtig, van korte duur. Mogelijk hebben we meer van `de oudste zoon’ dan we doorhebben en is ons verlangen naar een geitenbokje soms zo sterk, dat de gemeenschap met de Vader op de tweede plaats dreigt te komen. Soms lijken we op kleine kinderen die blij zijn met een cadeautje van tante, maar weinig aandacht voor tante zelf hebben.
Ik zie christenen lachen, zingen, in de handen klappen en vrolijk kijken en hoor ze praten over hun blijdschap in God. Mooi! Vaak doe ik mee, maar hoe diep zit die blijdschap – waar zijn we echt verheugd over? Is de bron van die blijdschap werkelijk God Zelf Of zit de blijdschap voornamelijk in dat wat God geeft? Hoeveel blijdschap in hoeveel christenen is er nog over wanneer de kachel het op zondagmorgen niet meer doet en de organist of pianist niet komt opdagen? Paulus en Silas zongen in ieder geval gewoon door! Wat blijft er nog van onze geloofsvreugde over, wanneer we onze geliefde taak in de gemeente niet meer zouden kunnen (mogen) uitvoeren? Paulus bleef blij in de Heer! Hoe zou het toch komen dat ik bijna een halve nacht wakker kan liggen wanneer mensen iets heel lelijks van mij hebben gezegd, terwijl ik niet – in letterlijke zin – wakker lig wanneer dezelfde mensen de Here Jezus onderuithalen Wat blijft er over van onze blijdschap wanneer er over ons wordt geroddeld? Zouden wij nog steeds blij in de Heer zijn, wanneer wij zouden worden vervolgd, wanneer we geen samenkomsten meer kunnen bezoeken? Wat zou er van mijn geloof overblijven, wanneer iemand mij het mes op de keel zet?
De apostel Paulus had het allemaal meegemaakt! Toen hij een brief aan de Filippenzen schreef, was de apostel verstoken van zijn geloofsgenoten, hij was gevangengenomen, was slachtoffer van roddel en haat en hij had de doodstraf voor ogen. Maar zijn blijdschap stond vast in de Heer! Niemand kon hem die ontnemen. De gemeenschap met God was zijn lust en zijn leven. Gemeenschap met God betekent delen in zijn blijdschap – ook wanneer het tegenzit.
Ik moet (en wil!) nog een hoop Ieren…