Simon Streuper
HET GEHEIM VAN KRACHT OM TE OVERWINNEN
De kern van Christus’ boodschap in Johannes 14
Christus’ dood is de garantie voor een onvoorstelbare hemelse heerlijkheid waaraan wij stráks zullen deelhebben. Maar Christus’ hemelvaart is de garantie voor onvoorstelbare mogelijkheden en kracht waaraan wij hier en nu kunnen deelhebben… En wij maar tobben met onze problemen. Tobben over problemen in ons eigen hart en gezin, tobben over onze werkkring en een op drift geraakte maatschappij, tobben over de toestand in de christenheid en in eigen geloofsgemeenschap, plaatselijk en wereldwijd. Wat een getob allemaal. Zou dat echt niet anders kunnen? Zijn dat nu fatalisten, of zijn het gelovigen die beweren dat we ‘nu eenmaal zwakke mensen zijn, geneigd tot allerlei kwaad, een stok en een blok’? Moeten we ons daarbij neerleggen? Waar liggen de grenzen van onze mogelijkheden? Ik wil u niet vermoeien met mijn persoonlijke opvattingen daarover, maar u uitnodigen om mee te luisteren naar wat de Heer Zelf over dit onderwerp heeft gezegd: Wanneer Ik jullie hier straks achterlaat en bij de Vader ben, zijn er helemaal geen grenzen meer aan jullie mogelijkheden en kracht!
De discipelen zijn gedurende de tijd dat ze met de Heer optrokken, getuigen geweest van zijn grote kracht en heerlijkheid. Voor deze jonge kerels moet dat een ‘gave’ tijd zijn geweest! Hun voortdurend onderling gekissebis deed daar nauwelijks iets van af. Echter, wanneer ze samen zijn in de opperzaal worden hun toekomstdromen wreed verstoord, doordat Jezus hun vertelt dat Hij nog maar een korte tijd bij hen zal zijn en zij Hem niet zullen kunnen volgen.
Petrus ziet al zijn verwachtingen in rook opgaan. Een leven waarin Jezus geen dominerende plaats meer zal hebben, heeft voor hem geen enkele betekenis meer. Als door de bliksem getroffen reageert hij dan ook: ‘Heer, waar gaat U heen?’ Het antwoord, dat hij nu niet kan volgen, maar dat dat tot later moet wachten, kan hem onmogelijk geruststellen. Waarom zou dat niet kunnen? Hij is immers bereid zijn leven voor Hem af te leggen! Een leven zonder de Heer is hem toch zeker geen drachme meer waard! Het antwoord van de Heer, dat hij Hem binnen enkele uren zou verloochenen, nog vóór de haan zou kraaien, moet Petrus wel erg geschokt hebben. Om Petrus en de anderen te bemoedigen, sprak Hij de woorden van het eerste vers van Joh.14 uit: Laat uw hart niet ontroerd worden. Had de Heer zoëven nog heel pijnlijk zijn vinger gelegd op Petrus’ wonde plek, nu verzacht Hij het met balsem van Gilead. In dit hoofdstuk belooft de Heer aan zijn discipelen ongelooflijke dingen waarvan ze in hun stoutste verwachtingen nooit hebben durven dromen: Hij vertelt hun dat Hij naar de Vader gaat en zij Hem later zullen volgen. Op korte termijn is dat niet mogelijk, want Hij moet eerst voor hen plaats bereiden. Daarna komt Hij hen halen.
De tijd van zijn afwezigheid, tussen zijn hemelvaart en wederkomst, zal maar kort zijn, maar opent voor zijn discipelen ongekende en onvermoede mogelijkheden. Zijn verblijf bij de Vader is voor de discipelen de garantie voor een triomferend en overwinnend geloofsleven in hun strijd tegen de overheden, tegen de geestelijke machten van de boosheid in de hemelse gewesten. Deze onzichtbare vijanden hebben alle stellingen betrokken om ons letterlijk en figuurlijk uit het veld te slaan, om te voorkomen dat God verheerlijkt zal worden in het aardse bestaan van zijn discipelen. En de verheerlijking van God op aarde kan gedurende die ‘korte tijd’ alleen gerealiseerd worden omdat de verheerlijkte Mens, Jezus Christus, een plaats gekregen heeft in Gods troon. Vanaf die troon regeert Hij, aan Wie alle macht gegeven is op hemel en op aarde. Die wendt Hij aan om zijn doel te bereiken: dat de Vader in de Zoon verheerlijkt wordt! Dat doel ligt niet alleen in het verre verschiet, de aanvaarding van zijn heerschappij bij zijn verschijning, maar moet ook gerealiseerd worden binnen ‘de korte tijd’ waarin zijn discipelen als een getuigenis op aarde zijn achtergebleven. Het is zijn uitdrukkelijke wil dat de Vader in déze tijd wordt verheerlijkt door hen die stráks gehuisvest zullen worden in het Vaderhuis met de vele woningen. De bemoediging die de Heer in Joh.14 geeft, is deze: dat ze niet moeten denken dat ze te zwak zijn of het niet zullen kunnen volbrengen. Want ze kunnen het werkelijk! Alles wat zij daarvoor nodig hebben, is voorhanden. Sterker nog: de mogelijkheden om dat te kunnen zijn nog nooit zo optimaal geweest als gedurende die ‘korte tijd’ dat Hij bij de Vader en zij op de aarde zijn. Om dat te bereiken is Hij naar het kruis gegaan, is Hij gestorven, begraven, opgestaan, maar óók teruggegaan naar de Vader. Vanuit de troon van de Vader wil de Mensenzoon de Vader verheerlijken op de aarde. En dat kan alleen wanneer Christus zichtbaar wordt in het leven van zijn volgelingen,
doordat de heerlijkheid van Degene die in de hemel op de troon zit, wordt weerspiegeld door degenen die op de aarde wandelen. En dat nog wel in een wereld, die niets zal nalaten om ons het leven zuur te maken; een wereld, die het gemunt heeft op het uitroeien van het ware christendom. Maar is het bovenstaande niet helemaal in strijd met wat de Heer in hfst.13 nog aan Petrus heeft gezegd? ‘Je kunt wel veel willen, Petrus, maar je mist elke mogelijkheid om het te volbrengen; want wanneer het ogenblik aanbreekt dat jij de kans krijgt je leven voor Mij in te zetten, zul jij, om het eigen vege lijf te redden, Mij juist verloochenen!’ Inderdaad! Maar in hfst.14 verandert het ‘jij kunt niets’ van hfst.13 in ‘jij kunt alles’! ‘Kijk eens naar de werken die Ik heb gedaan.’ (Ik geef nu Jezus’ woorden weer in mijn eigen woorden.) ‘Let op hoe alles bij Mij in het werk ging! De werken die Ik gedaan heb, bewijzen dat Ik in de Vader ben en dat de Vader in Mij is. De woorden die Ik tot jullie heb gesproken, waren niet mijn eigen woorden, maar die van de Vader. En wat Ik van de woorden zeg, dat geldt ook voor de werken die Ik deed. Er is niets van Mijzelf bij, het is alles van de Vader (vs.10 en 11). En de Vader wil het werk dat Hij de laatste drie jaren in Mij is begonnen hier in Israël, op nog grotere en krachtiger schaal voortzetten tot aan de einden van de aarde. Ik ga nu uit de wereld terug naar de Vader, maar zoals de Vader Mij in de wereld heeft gezonden (en ‘in’ Mij was), zend Ik jullie nu ook de wereld in (terwijl Ik in jullie ben). Jullie zullen weten dat Ik in mijn Vader ben en jullie in Mij en Ik in jullie (vs.20). En zoals Ik in deze drie jaar van mijn aardse bestaan een instrument ben geweest in de hand van mijn Vader en er grote dingen zijn gebeurd, zo gaan er, wanneer Ik bij de Vader ben, nog grótere dingen gebeuren door hen die in Mij geloven en zich als instrument willen laten gebruiken door de Trooster die Ik zal zenden. Die Geest werkt in hun harten hetzelfde verlangen dat Ik heb: de Vader te verheerlijken. En alles wat jullie in verband hiermee in mijn naam zullen bidden, zal Ik ook doen.
Het is dus in alle opzichten voor jullie nuttiger dat Ik wegga dan dat Ik zou blijven. Via een totaal nieuwe weg zullen jullie straks de sfeer van het Vaderhuis inademen. Jullie hebben iets daarvan al kunnen bespeuren vanaf het ogenblik dat Ik jullie achter Mij riep tot nu toe, omdat Ik die sfeer ‘meenam’ van mijn Vaders huis. Maar wanneer Ik niet meer bij jullie ben, zal diezelfde sfeer via een nieuw geopende Weg jullie intensiever dan ooit bereiken en als een kleed omhullen. Wanneer je je vertrouwen in Mij stelt, zet je daarmee je voeten op de Weg die je rechtstreeks verbindt met de Vader. Ikzelf ben die Weg en de Waarheid en het Leven. Dit is een totaal andere Weg; een unieke van-hart-tot-hart-relatie met de Vader, en een volkomen nieuwe levensstijl die doortrokken is van de atmosfeer van het huis van de Vader naar Wie Ik heenga ten behoeve van jullie.
Aan alle voorwaarden is voldaan om ‘grotere dingen’ te realiseren
dan Ik heb gedaan. Wanneer de mensen die dingen bij jullie opmerken, zien ze Mij… de woorden die jullie dan spreken, spreken jullie niet uit jezelf maar zijn dan mijn woorden, en Ik, die in jullie blijf, doe de werken (vgl. joh. 14:9,14 en 20).
Wanneer dan tenslotte het ogenblik is aangebroken dat Ik het werk in jullie volbracht heb en alles volgens het plan van de Vader is toebereid, haal Ik jullie op en mag je bij Mij komen.’
Hoe zal ’t ons zijn, als ons uit duizend monden
de lofzang tegenklinkt, liet Lam ter eer;
en als ook wij des Heilands lof verkonden,
en vol aanbidding knielen voor Hem neer.
Als Hij als overwinnaars ons zal lonen
voor ’t werk, door zijn gena in ons volbracht;
en we aan zijn voeten werpen onze kronen,
Hem eeuwig brengen ere, roem en kracht.
Hoe zal ’t ons zijn? 0, wat geen ziel kon denken,
wat door geen oog, geen oor vernomen is,
dat zal de Heer zijn gunstgenoten schenken
in ’t heerlijk land van zijn.
Komt dan, vol moed het steile pad bestegen,
geen moeite ontzien voor ’t heil ons weggelegd;
eens juub’len wij, bij ’t zien van zoveel zegen:
o, Heer, de helft is ons niet aangezegd!