Het gelaat van de koning en zijn priesters
Simon Streuper
Eén van de mooiste priestertaken vinden wij in Nm6:22-27. De priester sprak Gods woorden uit, en in de inhoud van die woorden ligt de onnaspeurlijke rijkdom besloten: de hoogte, de lengte, de breedte en diepte van de zegen waarmee Hij ons zegent en die feitelijk onmeetbaar is.
De HEER zei tegen Mozes: Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen: “Moge de HEER u zegenen en u beschermen, moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.”
Als zij mijn naam over het volk uitspreken, zal ik de Israëlieten zegenen.
Het gelaat van God
God liet het niet over aan het inzicht van de Levitische priester in welke bewoordingen hij de naam van Jahweh op het volk zou leggen. Heel uitdrukkelijk stelt Jaweh hier zijn aangezicht in het centrum van de zegen, en die zegen heeft alles te maken met zijn naam.
Eens heeft Mozes gevraagd naar de naam van God (Ex3) en kreeg de bemoedigende naam, die ook een uitdaging inhield, te horen “IK BEN” of, anders vertaald: “IK ZAL ER ZIJN” . Later (Ex33), toen Mozes naar Gods weg vroeg, die hij met een hardnekkig volk moest afleggen om in het beloofde land te komen, zei hij: “Wanneer uw aangezicht niet mee gaat, doe ons dan van hier niet optrekken.”
Gods naam en het gelaat van de Heer vinden we op een heel bijzondere manier terug in de zegen die van Godswege door de priester op het volk gelegd moest worden. Zo zien wij, dat in het aangezicht van God ook de betekenis van zijn naam wordt weerspiegeld. Het wezen van God is af te lezen van zijn gelaat.
Het effect van een gelaat
Het gelaat als spiegel van de ziel kan een geweldige uitwerking hebben. Een geadopteerde baby van drieenhalve maand kwam met haar adoptie ouders aan op Schiphol, waar het onwennig alle drukte in een vreemde omgeving argwanend gadesloeg. Toen ze haar nieuwe oma, die met een blijde glimlach op haar afkwam, zag, begon zij van oor tot oor te stralen. Alsof het besefte: hier is iemand die mij accepteert zoals ik ben, die mij een warm hart toedraagt, op haar kan ik vertrouwen.
Dat is de betekenis van ‘zijn gelaat verheffe zich over u”. Met hun blijde lach zegent de één de ánder en zegenen zij elkaar, in een vreemde wereld waarin zij samen als pelgrims op weg zijn naar het Vaderhuis. Je raakt al gaande vertrouwd met zo’n gelaat waarop het innerlijke valt af te lezen. Je kunt er altijd op terug vallen, je kunt er naar blijven kijken…eindeloos!
Het werkterrein van ónze priesterorde bevindt zich – één van beiden – óf in het heiligdom óf buiten het heiligdom. Wanneer we binnen zijn, zien wij het aangezicht van God, omdat we dan als priesters voor zijn aangezicht staan. Daar zegenen wij God omdat Hij óns gezegend heeft (Ef1:3). Vandaar stuurt Hij ons naar buiten met de opdracht om allen die daar staan te zegenen. Iedere priester die binnen geweest is, draagt Gods zegen mee naar buiten. Buiten het heligdom vertegenwoordigen zij het gezicht van God dat zij ‘binnen’ hebben aanschouwd. De ‘lach’ van God reflecteert op hun gelaat en daarmee treden zij iedereen tegemoet.
Genade en vrede
Het Griekse woord voor genade hangt samen met een woord dat vreugde, blijdschap betekent. Stel u voor: u bent om de een of andere reden boos op uw baas. Als u het kapitale herenhuis waarin hij woont, voorbij komt, plukt u een straattegel uit het trottoir en gooit die bij hem door de dure spiegelruit naar binnen. In plaats van de politie te bellen komt uw baas naar buiten, lacht u vriendelijk toe en nodigt u uit om aan zijn rijk voorziene tafel deel te nemen en samen met hem een feestmaal te houden. Een baas die je toelacht, terwijl je alleen maar kunt verwachten dat hij in woede tegen je is ontstoken, moet toch wel een heel bijzondere schok in je teweeg brengen. Zo overrompelend is de genade die van Gods gelaat is af te lezen. David zei: “Verzadiging van vreugde is bij Uw aangezicht ‘(Ps16:11) , en: ‘Gij overstelpt hem (de koning) met blijdschap voor uw aangezicht.” De vrolijkheid en blijdschap van Gods gelaat gaat van de weeromstuit ook stralen op het gelaat van koning David. Dat is het effect wanneer God zijn aangezicht over ons doet lichten en ons genade schenkt.
De genade van God is gerelateerd aan het oplichten van Gods aangezicht; de vrede staat in verband met het zich verheffen van Gods aangezicht, of (zoals de NBV het vertaalt:) het toewenden van Gods aangezicht.
God gebiedt dat zijn vrede ons hart zal vervullen. God vindt er zijn lust in om dat te doen; Hij beleeft er plezier aan (Ps36:27). En wat stelt die vrede precies voor? Sjalom is een toestand waarin alles in harmonie is, waarin niets ontbreekt. Een toestand waarin aan geen enkel individu of gemeenschap iets te kort komt dat bij kan dragen aan zijn geluk en welzijn.
Die vrede wil God geven aan zijn kinderen. Ook aan hen die in de meest bizarre omstandigheden van dood en verderf, van ziekte en narigheid, van gebrokenheid en uitzichtloosheid leven. Met vrede wil Hij hen overvloedig zegenen. Het is als de dauw van de Hermon, die nederdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de Heer de zegen, leven tot in eeuwigheid (Ps133:3).
Het gelaat van de priesterkoning en zijn priesters
Wat van het aangezicht van God in het Oude Testament nog verborgen was, wordt in het Nieuwe onthuld. Johannes begint, na de imposante introductie van zijn evangelie met: “… en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van een eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid” (1:14). Met eigen ogen heeft hij het aanschouwd en met de handen getast. In het Johannes evangelie zie wij het aangezicht van God, weerspiegeld in het gelaat van Johannes, die het allemaal voor ons genoteerd heeft. En wij, op onze beurt, wij hebben via de Heer Jezus Christus, die het beeld van God is, God leren kennen. We hebben enig begrip gekregen van de betekenis van zijn naam, van zijn genade en van zijn vrede. Maar volgens Paulus zien wij nu nog alles als door een donker glas. Wij hebben de heerlijkheid van God leren kennen in het aangezicht van Jezus Christus, de grote Hogepriester. Wij oefenen in deze wereld op zijn gezag ons priesterschap uit. Wij kunnen dat alleen bij de gratie van God, die eens met zijn licht in onze harten heeft geschenen. En dát licht zal ook ons gelaat moeten verlichten, willen wij echt priesters zijn