Tekstversie

U bevindt zich hier:

Geloofsopbouw

Streuper&Streuper

Prikkels

Discussie

Zoeken naar:

Algemeen:

Startpagina

Wereldgelijkvormigheid

Het woord wereldgelijkvormigheid (het woord komt niet in de Bijbel voor, maar is een samentrekking van de uitdrukking: 'Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld' [Rom.12:1 roept bij velen gedachten op die niets hebben te maken met het onderwerp dat Paulus in Rom.12 aan de orde stelt. Met het oog op Gods grote ontferming over ons wijst de apostel ons erop dat wij alle reden hebben ons hele leven als een levende offerande aan de Heer te wijden. Wij moeten hervormd worden door de vernieuwing van ons denken. Anders gaan we verkeerde gedachten koesteren over onszelf en onze dienst. Onbedachtzaamheid maakt onze 'redelijke dienst' zowel binnen alsook buiten de gemeente krachteloos. Ongezonde toestanden in de gemeente zijn meestal het gevolg van de dienst van gelovigen die gediend hebben bóven de maat van hun geloof en buiten de grenzen van hun bekwaamheden. Dat heeft niet alleen een verwoestende uitwerking op de Gemeente. Ook de opdracht in de wereld een getuigenis van Christus' heerlijkheid te zijn wordt dan een groot fiasco.

Een deeltijdbaan?
In dit Schriftgedeelte gaat het maar over één ding: ons functioneren in de wereld als individueel christen, die deel uitmaakt van het ene lichaam van Christus, de Gemeente. De taak die ieder daarin heeft, wordt bepaald door twee zaken: de genadegave en de maat van het geloof dat ons is toebedeeld. Iemands 'redelijke dienst' speelt zich maar voor een minimaal gedeelte en voor een gering aantal personen af in de samenkomsten. Het leeuwendeel van deze dienst vindt daarbuiten plaats. Immers het gaat niet om een deeltijdbaan. Voor deze dienst, zegt Paulus, is het nodig dat u uw lichamen stelt tot een levende offerande. Omdat wij alles wat we doen, doen in ons lichaam, en wij er niet uit kunnen treden, is er dus geen minuut in ons leven dat we ons even voor een ogenblik aan deze dienst kunnen onttrekken (Rom.14:7; 1Thess.5:6- 11). Het gaat om ons hele leven. We hebben een dienstbetrekking van vierentwintig uren per dag, een honderdachtenzestig urige werkweek zonder enig recht op ATV-, baal-, snipper- of vakantiedagen. En gaandeweg vindt het proces plaats van de vernieuwing van ons denken.

Baas in eigen brein
De NBG-vertaling zegt: 'Wees niet eigenwijs.' Het is indringender en meer eigentijds dan het 'wees niet wijs in eigen ogen' uit de Telos-
vertaling. Paulus heeft zich eerder al eens gedrongen gevoeld te waarschuwen: 'Wees niet hoogmoedig, maar vrees' (11:20) — we zouden eens kunnen menen dat wij die als wilde loten geënt zijn tussen de oorspronkelijke takken om deel te krijgen aan de vettigheid van de wortel van de olijf, voortreffelijker zijn dan de takken die God weggebroken heeft. Voor de tweede en een derde keer keer waarschuwt hij: 'Wees niet eigenwijs' (11:25; 12:16). Hiermee geeft hij al een beetje aan waarom het gaat wanneer de Schrift spreekt over 'En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld.' Het gaat hier over het feit dat we ons vaak heel wat inbeelden, zodat Paulus moet zeggen: 'Denk niet hoger van jezelf dan het behoort.' Laat dat alsjeblieft over aan hen die van de wereld zijn. Jullie moeten je van zulk soort gedachtengoed verre houden.
Bij wereldgelijkvormigheid gaat het niet in de eerste plaats om de
uiterlijke vorm, maar om denkmodellen of -patronen waarin de autonome mens is verstrikt. Zijn 'wijsheid' ontspruit aan eigen denken, dat niet gericht is op God, maar baas wil zijn in eigen brein. Wereldgelijkvormigheid heeft alles te maken met iemands gedachtenwereld. Wat is onze gedachtenwereld? Die welke in overeenstemming is met de wereld, of die waarvan God de bron is? In het eerste geval worden onze gedachten gevormd door de wereldse denkbeelden; in het laatste geval door God. Tegenover gedachten die door wereldse beginselen gevormd zijn, staan gedachten die door God Zelf gevormd zijn. Het gaat om het verschil tussen wereld-gelijkvormig denken of God-gelijkvormig denken.

De vernieuwing van het denken
We hebben er al aan gedacht dat onze dienst aan God een 'redelijke dienst' is, waarbij het verstand voorop gaat (vs.1). Ons denken kan twee kanten uit. Het kan zich laten vormen door de denkmodellen van de wereld, waarvan de mens zelf het middelpunt is. Maar het kan zich ook laten hervormen door Gods gedachten. Dit denkproces is in gang gezet bij de bekering, toen we een nieuwe schepping zijn geworden (2Kor.5:17; vgl. Ef.4:23; 2Kor.4:16; Kol.3:10). De eerstgenoemde vorm van denken wordt scherp door Paulus veroordeeld. Het is een onbescheiden, niet nuchter en onbezonnen denken. Het leidt ertoe dat iemand hoger van zichzelf denkt dan betamelijk is. Zelfoverschatting dus! De vrees voor God heeft plaatsgemaakt voor hoogmoed (11:21). Men is wijs in eigen ogen (11:25; 12:16). Als gevolg daarvan streeft men naar een belangrijker plaats dan die welke de Heer heeft gegeven. Men overschrijdt de grenzen die de Heer gesteld heeft aan de toevertrouwde taak, de verantwoordelijkheid, de kracht en de mate van geloof. Kortom, een overtrokken roepingsbewustzijn. Gecombineerd met zelfoverschatting betekent dit meestal een catastrofe voor de geloofsgemeenschap.

Denken en doen
Nadat Paulus het over onze denkwereld heeft gehad, gaat hij over op onze 'doe-wereld'. De wereld, waarin wij leven, en waarin wij onze lichamen, in navolging van onze Meester, moeten stellen tot een levende offerande, heilig, voor God welbehaaglijk; onze redelijke dienst! Hij richt zich daarbij tot elk lid van het lichaam van Christus afzonderlijk. Omdat elk individu verschilt van het andere, verschilt ook elke genadegave van de andere. Een zevental somt hij op: profetie (het doorgeven of verkondigen van Gods Woord tot stichting en opbouwing), dienen, leren, vermanen, meedelen, leidinggeven en barmhartigheid bewijzen. Deze diensten overschrijden de grenzen van de Gemeente. Elke plaats waar de Heer ons naartoe leidt, is een 'offerplaats' waar we een praktisch antwoord moeten geven op de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God.
Vernieuwd worden in het denken betekent dat het hele leven gaandeweg steeds voller wordt van Gods gedachten. Onze daden komen via onze denkwereld voort uit ons hart. Daarom: 'Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen van het leven.'

Wereldgelijkvormigheids-test
Gods Woord wil ons niet alleen onderwijzen, maar het wil ook ons geweten aanspreken en ons een spiegel voorhouden (jak.1:23-25). De vraag is: in welke mate heeft de vernieuwing van mijn denken mijn wereldgelijkvormigheid verdrongen? Of anders gezegd: in hoeverre hebben de denkmodellen van de wereld, waarin ikzelf en niet God centraal sta, plaatsgemaakt voor de vernieuwing van mijn denken? Dat is, gelet op de problematiek van vandaag de dag, zeer actueel. Soms heeft het er alle schijn van dat wereldgelijkvormigheid niet meer herkend wordt als wereldgelijkvormigheid. Of worden de christelijke leefregels zoals Paulus die vanaf vs.9 (eenendertig stuks) noemt, soms niet met voeten getreden? Aan de hand van Paulus' opsomming kan ieder voor zichzelf vaststellen welke denkwereld de doorslag geeft. Voor uw gemak laat ik ze hieronder volgen.
De liefde zij ongeveinsd.
Hebt een afkeer van het kwade; weest gehecht aan het goede.
Wat de broederliefde betreft, weest hartelijk voor elkaar;
gaat elkaar voor in eerbetoon. Weest niet traag in de ijver; weest vurig van geest;
dient de Heer.
Verblijdt u in de hoop;
weest geduldig in de verdrukking; volhardt in het gebed.
Deelt mee voor de behoeften van de heiligen;
legt u toe op de gastvrijheid. Zegent wie u vervolgen;
zegent en vervloekt niet.
Verblijdt u met de blijden
en weent met de wenenden.
Weest onderling eensgezind;
streeft niet naar de hoge dingen, maar voegt u bij de nederigen.
Weest niet wijs in uw eigen ogen. Vergeldt niemand kwaad met
kwaad;
behartigt wat goed is voor alle mensen. Zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, houdt vrede met alle mensen. Wreekt uzelf niet, geliefden,
maar laat plaats voorde toorn;
want er staat geschreven:
'Aan Mij de wraak, Ik zal vergelden, zegt de Heer.'
Maar als uw vijand honger heeft, geef hem te eten;
als hij dorst heeft, geef hem te drinken; want door dit te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen.
Laat u door het kwade niet overwinnen,
maar overwin het kwade door het goede. q







00001125