Je hoeft (eigenlijk) nooit meer bang te zijn
Erfgenaam of notaris
Bij het lezen van de Hebreeënbrief ontdekken wij hoe de schrijver de boeken van Mozes leest. Verlicht door de Geest van God ziet hij achter de beschrijving van de tabernakel en alles wat daarmee samenhangt, een nog veel indrukwekkender heerlijkheid: die van Christus. Het heeft er alle schijn van dat het onderwerp van deze brief ‘de heerlijkheid van de tabernakel en die van Christus’ is. Wie deze brief zo leest en bestudeert, zal ongetwijfeld gezegend worden omdat heel veel onderwijs wordt geboden betreffende facetten van Christus’ persoon en werk, in de schaduwbeelden van de tabernakel en de dienst daarin. Maar wat de schrijver erin heeft ontdekt, geeft hij niet zozeer door als interessante leerstof (al is het dat natuurlijk wel), maar als onderdeel van een op de praktijk van elke dag toegespitste boodschap die van levensbelang is voor elke lezer. Voor onze dagelijkse praktijk is daarom de wijze waarop wij de Hebreeënbrief lezen van belang. Wanneer we blijven steken in de buitengewoon interessante schaduwbeelden, lezen we de brief toch min of meer als een notaris, die in zijn studeerkamer vakmatige belangstelling toont voor het testament, maar niet als een erfgenaam die zich afvraagt wat hij in de gegeven situatie zal doen om het te ontvangen en er niet naast te grijpen. Dat kan alleen langs een weg van gehoorzaamheid en lijden.
Vrees
Dat lijden hoort er uitdrukkelijk bij. En dat is precies wat de Hebreeën wilden ontlopen. Sinds zij het christendom hadden aanvaard, waren verdrukkingen en vervolgingen niet uitgebleven. Vrees bracht hen ertoe te overwegen terug te keren naar het judaïsme van het oude testament. Hierdoor zouden zij kunnen ontkomen aan de maatschappelijke druk die aan het christen zijn is verbonden. Om die reden laat de schrijver duidelijk het teloor gaan van de dienst van het oude verbond uitkomen. Alles van het oude verbond is van mindere kwaliteit dan van het nieuwe; het nieuwe stelt het oude volkomen in de schaduw. Christus is in alle opzichten superieur zoals duidelijk gebleken is door Zijn dood, opstanding en hemelvaart. Terugkeer tot het jodendom betekent (en dat geldt uiteraard alleen voor een jood) je opnieuw verbinden met hen die Christus verworpen en gedood hebben, en daarmee sluit je jezelf voorgoed af voor de genade van God. Een christen kan er niet onderuit. Hij zal Christus, die door de joden buiten de muren van Jeruzalem werd geleid om gesmaad en gekruisigd te worden, op diezelfde weg moeten volgen. En daar is moed voor nodig: geloofsmoed.
Geloof in Gods beloften, een zoektocht
Zo komt de schrijver ertoe zijn lezers in het elfde hoofdstuk een galerij binnen te leiden waarin hij een hele rij indrukwekkende geloofshelden exposeert die zich vast bleven houden aan Gods beloften. Met die beloften is het merkwaardig gesteld.
In 11:7 staat niet: ‘Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en doet wat Hij heeft beloofd’ - want daar lijkt het soms helemaal niet op- maar er staat dat Hij: ‘een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.’ Kenmerkend voor een wandel in geloof is dus niet dat je alles direct ontvangt wat God je belooft, maar dat het in de eerste plaats een zoektocht is. Een zoektocht naar God, in de betekenis van zoeken naar Zijn wil en naar Zijn bedoelingen. Wat dat betekent voor een geloofsheld lees je in vs. 13: ‘ In het geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften te hebben ontvangen, maar zij zagen het in de verte…’ Vervolgens zien we t/m vers 35a de helden die de vervulling van de belofte verkregen hebben, en daarna weer een opsomming van helden van het geloof die het beloofde niet verkregen. Maar daarvoor blijkt God dan wel een heel speciale reden te hebben. Ook nog een reden die deze helden niet konden vermoeden, namelijk de reden dat God iets beters ‘met ons’ voor had.
Je zou je haast afvragen of het dan niet riskant is je leven aan God toe te vertrouwen op grond van Zijn beloften. Weet je dan wel waar je aan toe bent? Toch zijn er geen echte argumenten voor dergelijke gedachten. In de eerste plaats omdat Gods wegen hoger zijn dan onze wegen. Maar er is nog meer!
Individuele wedloop
Op de weg die we als deelnemer aan de wedloop moeten afleggen is een parcours uitgezet. De start begint bij het ontvangen van het eeuwige leven zodra je door het geloof in Christus een nieuwe schepping bent geworden. De finish is de drempel van het Vaderhuis. Hoewel er velen meelopen en je beslist niet de enige bent die het parcours loopt, moet je het wel alleen doen. Je moet zelf lopen. Niemand kan dat voor je doen. Zelfs de Heer niet. Maar Hij is er wel bij betrokken, heel intens. Hij is je Leider; je Coach, die jou door en door kent, je capaciteiten, je zwakheden, je sterke en je minder sterke kanten. Hij is degene die je aanvuurt, je aanwijzingen geeft: ‘een beetje meer ‘zus’ en een beetje minder ‘zo’; wat minder gespannen en wat meer ontspannen; Je kunt het wel!, nog even volhouden, je bent er zo!’
Bij het woord Voleinder kun je denken aan iemand die volhoudt tot het einde, die het er nooit bij laat zitten, die zich niet eerder rust gunt voordat hij je over de eindstreep heeft gecoached. Hij heeft een onvoorstelbare interesse in jou gedurende de hele tijd van jouw wedloop en verliest je geen seconde uit het oog. Dat mag je tenminste van een coach van bloed en vlees verwachten. Laat staan van onze Leidsman!
De Here is mij een helper
Inderdaad zijn de typologische uiteenzettingen van de schrijver van de Hebreeënbrief buitengewoon interessant. Het nodigt ons uit achter de schaduwbeelden (met hun beperkingen) van het oude verbond meer facetten te ontdekken van de onbeperkte rijkdom en heerlijk van Christus en zijn superioriteit boven alles. Maar het moet wel zijn praktische betekenis krijgen in ons leven van elke dag en op alle paden van onze levensweg, zoals dat ook, heel praktisch, het geval was bij de schrijver van de brief, Hij onthult niet alleen de symboliek van het tabernakel, maar trekt ook gewone eenvoudige conclusies uit Gods Woord, zoals: ‘Hij (God) heeft gezegd: Ik zal u niet begeven. Ik zal u niet verlaten. Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Heer is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen (13:5,6)?’
Kijk, dat bedoel ik nu eigenlijk: Wanneer je ook maar een klein beetje hebt begrepen dat de heerlijkheid van onze Heer Jezus die van de tabernakel van het oude verbond ver overtreft, dan mag je, heel simpel, je geloof baseren op de meest eenvoudig te begrijpen belofte van God; dan hoef je nooit meer bang te zijn. Zo eenvoudig is het!