Een zingende God


Een 'zingende' God

Dat David reden heeft om uit te barsten in een jubellied, is zo duidelijk als het maar kan. Zijn ongerechtigheid was weggedaan: 'Welzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is.'
Wij laten onze liederen horen wanneer we daarvoor in de stemming zijn. Hoe meer vreugde des te meer gezang. Mijn zondagsschoolmeester leerde ons lang geleden een nieuw lied zingen. Hij vond het prachtig en vertelde dat het versje de hele week al door zijn hoofd en in zijn hart gezongen had. Het had hem blij gemaakt en hij hoopte dat wij, kinderen, dezelfde ervaringen zouden opdoen. Het feit dat ik me dit nog levendig herinner, bewijst dat zijn hoop niet beschaamd is. (Nog bedankt, Klaas!) De woorden over onze grote God en Heiland die verpakt zijn in een melodie die ons door het hoofd speelt, vormen een gemakkelijke brug om Hemzelf te ontmoeten. Daarom moeten we er nooit mee ophouden nieuwe liederen te leren zingen. Laten we Hem omringen met onze liederen, oude en nieuwe, zodat Hij onze liederen de ganse dag kan horen.
Dat woord 'omringen' dat wij in onze spreektaal niet meer zo gebruiken, heb ik even geleend van de grote dichter David (Ps32. Gij omringt mij met jubelzangen (vs7) en: wie op de Here vertrouwt, die omringt Hij met goedertierenheid (vs10). Het feit dat hij soms zondigde, was voor hem geen verhindering om te dichten. Maar tussen het zondigen en het schrijven van een nieuw lied stond noodzakelijkerwijs altijd Davids oprechte en berouwvolle belijdenis. In de periode tussen zijn zonde en zijn belijdenis, ervoer hij de hand van God, die zwaar op hem drukte, maar na het erkennen van zijn schuld en het vragen om vergeving, werd er een nieuw lied in zijn hart geboren.
Maar dat lied werd pas geboren nadat God David had omringd met jubelzangen van bevrijding. Mag ik Hem hier even de 'zingende' God noemen, die zijn vreugde en blijdschap niet langer voor Zich kan houden? Net als in Zefanja, waar wij lezen dat wanneer Israël op zijn bestemming zal zijn gekomen, 'Hij zich over hen met vreugde zal verblijden: Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel (Zf3:17).'
Het is een van de meest ontroerende conclusies die je uit Ps32 kunt trekken. Voordat David een lied dicht, jubelt God. Dat David reden heeft om uit te barsten in een jubellied, is zo duidelijk als het maar kan. Zijn ongerechtigheid was weggedaan: 'Welzalig hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is.' Hij had eerst zélf getracht zijn zonde te verbergen, te bedekken voor God, maar dat bracht hem slechts in de problemen en in de benauwdheid. Eerst na het belijden ervan wist hij: 'Welzalig de mens, wie de Here de ongerechtigheid niet toerekent.' Nou, dan kun je toch zingen!
Maar God, waar haalt Hij een reden vandaan om David, zoals hij dat in vs7 zegt, te omringen met jubelgezangen van bevrijding? Ik geloof dat dit de reden is waarom eerst God en daarna pas David begint te jubelen. Gods liefde voor David is zo groot dat Hij meer geleden heeft onder Davids zonde dan dat David geleden heeft onder het zware gewicht van het drukken van Gods hand op hem. Daarom is Gods vreugde groter dan die van David en klinkt Davids lied in forte maar dat van God in fortissimo.
Gods jubelzangen begonnen David al te omringen toen hij zich schuldig neerboog, en David kon pas aan zijn jubelzang beginnen toen hij weer opstond, en waar hij ook ging, naar het noorden, het westen, het zuiden of het oosten, overal omringden hem Gods jubelzangen van bevrijding.
En wie zo omringd wordt door Gods jubelliederen (vsl) en goedertierenheid (vs10), begint op den duur zelf ook te jubelen en anderen daartoe aan te moedigen (vs11).

De grote vraag
De grote vraag die zich aan mij opdringt, is of ik (of wij) God nog wel reden geven om jubelzangen van bevrijding te zingen. Voor mij ligt een krant opengeslagen op de pagina kerk en religie. Ik zie een foto met honderden jongemensen, bijeengekomen op de 'Landelijke toerustingsdag evangelisatie'. Ze zitten op het puntje van hun stoel te luisteren. Niemand van hen heeft belangstelling voor de fotograaf, kennelijk hangen allen aan de lippen van de spreker die hen uitdaagt de mensenwereld te beschouwen als schapen zonder herder, en niet als een losgeslagen horde, en hun in twee minuten te vertellen wat het geloof voor hen betekent.
Ernaast staat in een verslag van de zendingsjongerendag te lezen hoe honderden jongeren in Zwolle bijeengekomen zijn en daar neerknielen in de beperkte ruimte tussen hun stoel en de rij stoelen voor zich en er gebeden wordt dat God deze jonge mensen zal leiden in hun leven, misschien wel naar het zendingsveld. Een meisje vertelt hoe ze naar het ziekenhuis ging om aan een wildvreemde iets over haar Heer te vertellen. Het was alsof God tegen haar zei: 'Doe het nou maar, je kunt het en Ik ben bij je.' Diezelfde dag kwam de patiënt met wie ze sprak tot de Heer!
Zoiets kan, denk ik, alleen gebeuren wanneer Gods jubelzangen van bevrijding je omringen. En deze zangen kunnen alleen tot de oren van je hart doordringen wanneer die niet dichtzitten met het vuil van je zonden en van schuldige nalatigheid.
Hadden wij jaren geleden ook niet zoiets als een AVEK? Die letters stonden voor Algemene Vergadering Evangelisatie Kringen (later omgedoopt in 'Actie Voor Evangelisatie Kansen'). Wanneer is die ook al weer wegens gebrek aan belangstelling opgeheven? Weet u het nog?
Misschien kunt u zelf ook voorbeelden bedenken. Waar het om gaat, is dit: Geef ik, geven wij, God oorzaak ons te omringen met jubelzangen van bevrijding?
Zijn er dan dingen waarvan wij mogelijk bevrijd moeten worden? Je kunt de vraag ook anders stellen: Zijn er dingen die ons gevangen houden? Dingen die tussen de Heer en ons (en daarom ook tussen ons als broers en zussen in Christus) in staan? Daar kan heel veel onder vallen. Dat kunnen ook 'onze beginselen' zijn waarop wij de samenkomsten baseren. Ja, zelfs de liederen die geschreven en getoonzet zijn door christenen omdat God hen omringd heeft met jubelzangen van bevrijding.

Hoe zat dat ook alweer met de volgorde van Ps32?
0 ja! Zondigen — belijden — een 'zingende' God — een dichtende David — en dan de oproep aan alle oprechten om voor God te jubelen.
En weet dit: zonder belijdenis is ons jubelen één dissonant. q




(C) 2005 - Alle rechten voorbehouden

Deze pagina afdrukken