Tekstversie

U bevindt zich hier:

Geloofsopbouw

Streuper&Streuper

Prikkels

Discussie

Zoeken naar:

Algemeen:

Startpagina

Ietsisme

De nieuwe stroming van het 'ietsisme'
Bert Streuper

Nou ja, nieuw, het is al heel oud dat 'ietsisme'. We hebben er alleen een nieuwe naam aan gegeven. Bijna iedereen is ervan overtuigd dat er meet is dan dat wij met onze zintuigen kunnen waarnemen. Wie of wat dat weten de gelovigen binnen het ‘Ietsisme' niet. En dat is hun kenmerk; er is iets, maar ze weten niet wat. Paulus werd al geconfronteerd met dit ‘isme’ in Athene, waar een altaar was gebouwd met het opschrift: Aan de onbekende God (Hd17:23).

Onlangs zei kardinaal Simonis in een gesprek met oudkamerlid De Gaay Fortman, dat hij het erg vond dat God door de aanhangers van het ietsisme gereduceerd wordt tot `iets'. De Gaay Fortman had de lachers op zijn hand toen hij onmiddellijk ‘geruststellend' antwoordde dat de Allerhoogste daar heus wel mee om weet te gaan...
En nu, pa, ben ik bij de kern van wat ik wil zeggen: ik geloof dat onze hemelse Vader het daar juist heel moeilijk mee heeft! De Bijbel lezend zie ik de Allerhoogste worstelen met gevoelens van boosheid en jaloezie, wanneer zijn kinderen Hem negeren, ongehoorzaam zijn en daarmee zijn Aanwezigheid en geboden reduceren tot (n)iets. Menselijkerwijs gesproken: God heeft het daar heel moeilijk mee – weet het geen plaats te geven. In Jr8:19 hoor ik God (bijna wanhopig) uitroepen:'Waarom hebben zij Mij gekrenkt met hun beelden, met nietigheden uit den vreemde?' En in Js65:2: `De ganse dag breidde Ik mijn armen uit naar een opstandig volk, dat Mij bestendig openlijk krenkt...'Alles, maar dan ook ALLIES, heeft onze hemelse Vader ervoor overgehad om de relatie met zijn schepselen weer te herstellen, zodat ze Hem weer zouden `zien zitten'. Zelfs zijn Zoon! En in dezelfde sfeer van een mengeling van liefde, boosheid en onmacht horen we de Here Jezus zeggen in Lk13:34: 'Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen bijeenverzamelen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels, en u hebt het met gewild.'

Wanneer een vader of moeder gereduceerd wordt door hun kinderen tot een onbekend iemand of nog erger tot `iets', dan moet dat ongelooflijk veel pijn doers.
Hoezo, de Allerhoogste weet daar hens wel mee om te gaan...





Van niets naar iets is niet niks

Simon Streuper

Bert, ik denk dat je helemaal met God meevoelt wat degenen betreft die het ietsisme aanhangen. Maar we moeten ook met vergeten dat God veel groter is dan ons hart. Er is ook nog een andere kant. God stelt ons altijd weer voor nieuwe verrassingen. Hij is altijd weer anders dan wij ons voorstellen. Hij gaat onze gedachten verre te boven. Inderdaad komt het op ons over als een uitroep vol wanhoop wanneer Hij, kennelijk tot dovemansoren, zegt: `De ganse dag breidde Ik mijn armen uit naar een opstandig volk, dal Mij bestendig openlijk krenkt...' En inderdaad staat God ook vandaag met diezelfde uitgebreide armen en met hetzelfde verlangen de belijders van het ietsisme uit te nodigen, omdat Hij niet wil dat iemand verloren gaat. Net als in de dagen van Noach is God ook vandaag lankmoedig en neemt Hij nog altijd een afwachtende houding aan. Wanneer de profeten de gedachten en gevoelens van God vertolken in de bewoordingen die God hun in de mond legt, lijkt het wel of God Zich even laat gaan. Hij toont de wereld daarmee dat Hij maar één passie heeft, maar één hoogste verlangen, waar niets boven uitgaat, namelijk: zondaren met Zich te verzoenen door het bloed van zijn Zoon.Wij, mensen, kunnen aan ons verlangen onderdoor gaan en zodoende in psychische nood en problemen terechtkomen omdat we, wanneer ons verlangen niet vervuld wordt, geestelijk uit balans raken. Bij God is daar geen sprake van.

In Fp4:7 gaat het over `de vrede van God' die God geeft aan mensen die al hun begeerten met dankzegging aan Hem bekendmaken. Dit is een unieke plaats. Nergens anders in de Bijbel (voor zover ik weet) wordt gesproken over deze `vrede van God'. Het is, denk ik, de vrede die God in Zichzelf heeft; één van de kenmerken van zijn wezen; een vrede die onverstoorbaar is; niets en niemand is in staat Hem uit balans te brengen. Hij zit op zijn troon en houdt de hele kosmos en zijn bewoners in zijn machtige hand. Niets ontgaat Hem. Niets brengt Hem uit zijn evenwicht. En zittende op zijn troon, breidt Hij zijn armen en doorboorde handen uit naar de wereld die Hem verwerpt en bidt Hij tot zondaren, bij monde van zijn dienstknechten: Laat u met God verzoenen. Die geen zonde gekend heeft, die heeft Hij voor u tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem. Zó is God, dat wil zeggen, tot de dag van het oordeel over allen die het evangelie ongehoorzaam zijn geweest.
Het is dus met onmogelijk dat de Gaay Fortman met dit in zijn achterhoofd die opmerking maakte. In dat geval hebben beiden, de Gaay Fortman en kardinaal Simons, denk ik, gelijk. Overigens is de stap van `in niets geloven' tot ‘in iets geloven' een stap in de goede richting. Zelfs een voorwaarde om God uiteindelijk te kunnen vinden (Hb11:6).Dit neemt niet weg dat het ietsisme in feite onverschillig voorbijgaat aan Gods Zelfopenbaring. Maar iemand met een evangelisch hart zal altijd dankbaar gebruikmaken van ideeën die al aanwezig zijn. Denk maar aan Paulus op de Areopagus.