Tekstversie

U bevindt zich hier:

Geloofsopbouw

Streuper&Streuper

Prikkels

Discussie

Zoeken naar:

Algemeen:

Startpagina

`Waar ben ik toch eigenlijk mee bezig.'

Levend in de sleur van elke dag, realiseer je je plotseling dat je je tijd beter zou kunnen besteden aan belangrijkere zaken. Je leeft per slot van rekening maar één keer Wanneer je steeds maar in beslag wordt genomen door futiliteiten, schiet je je doel voorbij. We mogen, vanuit onze gemeenschap met de Heer, aandacht besteden aan alles wat ons boeit. Dat hoeft echt niet zinloos te zijn, maar daarbij moeten we onze missie natuurlijk niet uit het oog verliezen.
In Lukas 12 geeft de Heer ons een paar levensbelangrijke tips die bepalend zijn voor het bereiken van zijn doel met ons leven. Hij geeft die aanwijzingen, naar aanleiding van de actuele gebeurtenissen van dat moment, die wij zonder moeite kunnen herkennen.

De actualiteit toen en nu
Christus' prediking wekt weerstand. Vooral bij godsdienstig aangelegde mensen. De laatste verzen van Lk11 tekenen onverbloemd de oplaaiende emoties en de haat van de godsdienstige leiders die Hij verweten had dat hun binnenkant niet overeenstemde met hun vrome buitenkant. Bij gebrek aan zelfkritiek, of zelfs ook maar enige behoefte daaraan, scharen ze zich als een man tegenover Jezus en trachten Hem onderuit te halen. Ze zijn niet meer voor rede vatbaar omdat ze hun ogen moedwillig gesloten houden voor Hem die de Waarheid i. Zij hadden evenals in hun tijd de koningin van Scheba en de mannen van Ninevé, in Jezus' optreden moeiteloos de Godsgezant kunnen herkennen. Maar hun oog was boos en door trots en hoogmoed waren zij die licht moesten uitstralen, zelf helemaal verduisterd. Zij waren stekeblind (11:33-36).
In Lk12:49, waar Christus Zich speciaal tot zijn discipelen richt, komt Hij terug op de hardnekkige weerstand tegen de boodschap waarmee Hij het vuur van zijn oordeel na aan de schenen had gelegd van zijn tegenstanders. Daar legt Hij zijn innerlijke drang om zijn strijd te volbrengen bloot. `Hoe word Ik gedrongen, totdat het volbracht is!'Alsof Hij het nauwelijks kon afwachten om het oordeel Zelf te ondergaan, om ten behoeve van ons en zijn tegenstanders zijn oprechte liefde te bewijzen door zijn leven af te leggen om zondaren het leven te kunnen geven. Maar óók om verdeeldheid teweeg te brengen tussen mensen op alle terreinen van het dagelijkse leven. Het maken van een radicale keuze tegen of voor Christus, kan niet anders dan wrijvingen veroorzaken en scherpe tegenstellingen oproepen. Maar: so what? Dat betekent dus strijd. Strijd waaraan niemand zich mag onttrekken. Een strijd op aarde die kan uitlopen op totaal verlies van vrijheid en voorgeleid worden voor de overheden en de machthebbers (vsl l).
De tegenstanders van Christus, onder aanvoering van de duivel, zullen alles doen en niets nalaten om zijn discipelen te tiranniseren. Dat Christus ons zelfs waarschuwt voor onze huisgenoten, geeft aan dat de tegenstand evengoed kan komen uit een hoek waaruit we dat allerminst verwachten, bijvoorbeeld van huisgenoten van het geloof. Zelfs Petrus is daartoe in staat gebleken toen hij tegen zijn Meester zei: 'dit zal U geenszins geschieden', en de Heer hem antwoordde: 'ga achter Mij weg, Satan!' Deze strijd is onontkoombaar. Hij moet gestreden en gewonnen worden. Het is een strijd waarin alle gelovigen kunnen overwinnen, maar helaas ook menig christen een veldslag verliest om de eenvoudige reden dat we veel te traag zijn in het opvolgen van de aanwijzingen die de Heer Zelf in Lk12 geeft. Dat laatste heeft alles te maken met de vraag boven dit artikel: 'Waar ben ik mee bezig?' Het heeft alles te maken met de vraag of ik op het front strijd van de Koning die mij in dienst heeft genomen, of dat ik bezig ben op mijn eigen gekozen front als een don quichot tegen windmolens te vechten. Soms maken we onszelf wijs dat we de goede strijd strijden.

Wacht u voor de zuurdesem (Lk12:1-12)
We kunnen allerlei voorwendselen bedenken om ons aan de strijd te Onttrekken. Doe dat niet! Paulus wekt Timotheüs op mee verdrukking te lijden als een goed soldaat van Christus jezus. Niemand die als soldaat dient, wikkelt zich in de zorgen van het leven, opdat hij hem behaagt die hem in dienst heeft genomen (2Tin2:3.4).
Deels uit zucht naar persoonlijk maatschappelijk voordeel en deels uit vrees voor de tegenstander is het vaak verleidelijk een huichelachtige houding aan te nemen door aan de buitenkant onze-op-de-Heer gerichte binnenkant te camoufleren. Deze poging duidt de Heer hier aan als zuurdeeg van de Farizeeën. Deze houding was hun eigen, het deeg doorzeurde hun hele wezen en maakte hen tot huichelaars. Het verlangen beter te schijnen dan men is, is puur menselijk. Precies hetzelfde kan christenen overkomen. Op grond van zulke motieven wordt een in wezen huichelachtige houding aangenomen en ontneemt men zich de mogelijkheid om werkelijk brieven van Christus te zijn. Hoevelen zullen er onder druk van de tegenstanders niet zijn geweest die uit vrees voor hun eigen hachje zich 'aangepast' hebben aan de wensen van de tegenstanders van Christus? Vrees voor de tegenstander is het allerlaatste wat onze Heiland van ons verwacht. `Voorwaar,' zo zegt Hij, `Ik zeg u, vreest Hem, die nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen.' En Hij die deze macht heeft, zo zegt Christus, heeft zelfs aandacht voor waardeloze mussen, en... die gaan wij vele malen te boven. Hoe de tegenstanders ook mogen huishouden in ons leven en zich inspannen ons monddood te maken of nog erger, de Heilige Geest is in ons om ons te leren wat we in dergelijke omstandigheden moeten zeggen en hoe we hebben te handelen.
Wat een opsteker is dat: 'gij gaat vele mussen te boven!'Als God vóór mij is, wat kan een mens mij dan doen? Is dat geen geweldig wapen in de strijd? Dit betekent dat wij onaantastbaar zijn in deze oorlog. Wie in dit bewustzijn de strijd aangaat, droomt al van de overwinning en bekommert zich allerminst om soldij. Laat staan om aardse schatten!
Schatten verzamelen (Lk12:13-21)
Wacht u voor alle hebzucht (vs15).Wie wel eens erfgenaam is geweest, heeft ook wel enige ervaring met zijn eigen hebzucht. Het hebben van en streven naar aards bezit kan een voortdurende strijd betekenen. Wie daaraan toegeeft, kan net zo goed zijn hele wapenuitrusting (Ef6) direct maar aan de wilgen hangen. Hij zal weinig energie meer kunnen geven aan de dingen waarom het werkelijk gaat in dit leven. Tegenover de rijkdommen van deze aarde staat de rijkdom in God (vs21). Er is niets op tegen om in beide opzichten rijk te zijn. Doorslaggevend is wat je ermee doet. Wil je het bezitten om jezelf ermee te dienen of om Christus te dienen en zijn zaak te bevorderen? Daar gaat het om!

Van het beeld van soldaat gaan we naar dat van een rijke landbouwer.
Bezit bevordert ons onafhankelijkheidsgevoel en verruimt de mogelijkheid om naar gelang onze persoonlijke smaak, meer te genieten van de aardse goederen en schoonheid. Maar de belangrijke les die de Heer ons hier leert, is dat ons leven in Gods hand is en het morgen ten einde kan zijn. Cruciaal in de gelijkenis van de rijke dwaas is de ultieme dwaasheid om aardse schatten voor jezelf te vergaderen, terwijl je vannacht kunt sterven_ Wil je het overschot van de overvloed die God je gaf goed beleggen, investeer het dan vandaag nog in zijn Koninkrijk. Dat is het enige fonds waarvan je de revenuen ook nog na het sterven kunt plukken tot in eeuwigheid. De rijkdom die je zodoende nu al in God kunt bezitten, gaat ver boven alle heerlijkheid uit van wat er maar op de aarde te vinden is. Maar moeten we dan niet, al is het alleen maar voor de korte termijn, een voorraadschuurtje bouwen en daarin een buffervoorraadje aanleggen voor noodgevallen?

Zoek zijn Koninkrijk (Lk12:22-34)
Is dit gedeelte over niet bezorgd zijn over je lichamelijke basisbehoeften niet overbodig voor mensen die in een welvarend land als het onze leven? Ons natje en droogje is toch al tot aan het graf verzekerd? Wanneer wij ons niet onbekommerd kunnen wijden aan Gods Koninkrijk, wie dan wel? En toch laat de praktijk zien dat de vrucht van de Geest in arme landen weliger tiert. Hier staat niet dat we geen inspanningen hoeven te verrichten voor dagelijks voedsel of ter bevordering van ons maatschappelijk welzijn, maar dat dat niet de hoogste prioriteit verdient. Stelt u zich even voor: voor God is het een zaak van grote blijdschap, ons zijn eigen Koninkrijk te geven. Het is het allergrootste cadeau dat Hij kon geven. Zouden wij dat dan niet allereerst zoeken en daarin werken als discipelen van de grote Koning? Zouden we niet alles wat we zijn en bezitten moeten investeren in dat Koninkrijk en daarin de hemelse schatten vergaderen die nooit eindigen of opraken, om ze met anderen te delen?
Inbraakpreventie en rentmeesterschap (vs35-48) Wie van jullie heeft geen inbraakverzekering? Maar zelfs degene die dat niet heeft, beschermt zijn aardse bezittingen en zorgt ervoor dat de deuren 's nachts vergrendeld zijn om diefstal te voorkomen. Onze geestelijke rijkdom staat en valt met Christus en zijn terugkeer. Wie dit, vanwege zijn aandacht voor de schatten van de aarde, uit het oog verliest, geeft de inbrekers vrij spel hem te beroven van de rijkdommen die hij in Christus bezit en kan onmogelijk een goede en trouwe rentmeester zijn die deze rijkdommen deelt met de overige slaven en slavinnen. Een plezieriger arbeid is niet te bedenken, omdat de zegenende ziel zelf ook wordt gezegend! Wachtend uitzien naar Christus' komst en intussen Gods rijkdommen die Hij ons toevertrouwde uitdelen aan anderen, dat is de grote opdracht aan ons, zijn discipelen.

Inzet en toewijding (vs49-53)
Van de Heer Jezus lezen wij elders dat het zijn spijs was de wil te doen van Degene die Hem gezonden had (God dus!) en zijn werkte volbrengen, en hier zien we dat Hij wordt gedrongen (of gekweld) zolang dat werk niet volbracht is. Hij voelt Zich gedreven om Zich te haasten de opdracht af te ronden. De weerstand en de onvrede die zijn boodschap bij velen oproept, laat Hem niet onberoerd, Hij lijdt er zelfs onder. Maar Hij aanvaardt dit omdat Hij ernaar verlangt dat God als loon op zijn volbrachte werk de heerlijkheid van de hemelse zegeningen aan mensen kan uitdelen.
Niets minder dan déze taak, het uitdragen en aanbieden van Gods zegeningen aan zondaren, droeg Hij over aan ons, zijn discipelen. De vraag is of we daarmee bezig zijn en dat als het hoofddoel van ons leven zien.



00001209